KEILEN IN HET ZEEUWS Kinderspelen in Zeeland (1) Veronique De Tier Inleiding In de vorige jaargang van Nehalennia hebben we in enkele bijdragen heel wat dialectwoorden uit de dialectwedstrijd 'het mooiste woord' toegelicht. Eind vorig jaar verscheen het boek Koekoek Schietebroek. Kinderspelen in Zeeland. In dit boek worden kinderspelletjes die in Zeeland gespeeld werden en worden, besproken. Hier en daar zijn ook enkele regionale verschillen opgesomd, maar het boek had niet als eerste bedoeling om dieper in te gaan op dialectwoorden voor die kinderspelen. Nochtans blijken heel veel van die woorden interessant voor een bespreking. In latere bijdragen krijgt u meer te horen over andere kinderspelen of speeltuigen, zoals de schommel, haasje-over, touwtjespringen enz. In deze eerste bijdrage bekijken we de diverse woorden die er zijn voor 'keilen', en dat zijn er heel wat in Zeeland. Keilen wordt vooral door jongens gespeeld. Het is een vrij eenvoudig spelletje dat eigenlijk ook wel door meisjes kan worden gespeeld, maar de praktijk wijst uit dat het vooral jongens aantrekt om een plat steentje of een kei zodanig langs de oppervlakte van het water te werpen, dat het steentje verscheidene malen opspringt. Het wedstrijd- of speleffect zit hierin dat men probeert het steentje zoveel mogelijk te laten opspringen. In Van Dale staat bij keilen ook plisjeplasje gooien vermeld in de omschrijving. Als synoniemen worden kiskassen en stipstappen opgegeven. Maar laten we even naar Zeeland kijken. In het boek Koekoek Schietebroek stonden bij de regionale verschillen al een vrij groot aantal dialectvarianten van keilen vermeld: 'In het land van Axel wordt dit zjuulder'n genoemd. Op Tholen komen de benamingen zielen, keilen, pleisteren, slifferen en zeildere voor. Op Walcheren hebben ze het dan weer over sisteren, keildere, pleistere, schéére, siesele, zeildere en zeile. Op de Bevelanden komen de termen zeildere(n), keildere, bottere(n) en drieve(n) voor, terwijl op Schouwen-Duiveland riezele, siessele of pleistere wordt gebruikt. Tot slot heeft men het op Goeree- Overflakkee over schiefelen of schufelen.Maar er zijn er nog meer. In het Woordenboek van de Zeeuwse Dialecten troffen we behalve de bovenstaande woorden o.a. nog de volgende woorden aan: botgöóien, botte ren, dreilen, fletteren, kuutje oplaeten, piempampletteren, pleien, pletse gooien, schêêren, sjiesteren, sie.steren, sieselen, slieferen, snibbeplas, snipsnappen, vadertje-en- moedertje gooien, vlietten en zie.lderen. Ook als we naar de ons omringende dialecten, bijvoorbeeld West- en Oost-Vlaanderen, kijken, zien we een enorme verscheidenheid aan woorden: doppelingen maken, plijteplatjes smijten, boterhammen snijden, zwaantjes smijten, vleien, ketsen, beuterplasjes maken enz. De dialectwoorden in Zeeland Ketsen, kitsen, kitsketsen Een zeer algemeen woord in Vlaanderen is ketsen. Het komt ook voor in Zeeuws-Vlaanderen. Ketsen betekent 'opstuiten' en verwijst naar het botsen van het steentje op het wateroppervlak, waar het telkens weer opstuit. Kitsen is een bijvorm. Kitsketsen lijkt een samenvoeging van kitsen en ketsen te zijn, net zoals de standaardtalige vorm kiskassen een samenvoeging is van ketsen en kassen (zie verder). 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 29