BIEDEN, EEN ZEEUWS KAARTSPEL Hans de Vos Bieden, of bie:e, is een inheems kaartspel dat reeds sinds lange tijd hier ten lande gespeeld wordt, en dat ook heden ten dage nog een behoorlijke populariteit geniet.1 Het spel is nauw verwant met het Hollandse pandoeren, het Vlaamse wiezen en het Brabantse rikken, alsmede met de tegenwoordig meer in zwang zijnde spelen bridge en klaverjas. Al deze kaartspelen hebben met elkaar gemeen dat de deelnemers in een groep van gewoonlijk drie of vier spelers tegen elkaar opbieden, waarbij de hoogste bieder uiteindelijk het spel bepaalt; de herkomst van de naam bie:e is hierdoor meteen duidelijk. Maar ondanks deze en vele andere overeenkomsten bestaan er onderling grote verschillen, en het zijn precies deze verschillen die het bie. e typisch Zeeuws maken. En zoals bij alle typisch Zeeuwse gewoonten en gebruiken, bestaan er ook hierbij talloze plaatselijke varianten; vandaar dat dit artikel zowel een uitgebreide globale spelbeschrijving geeft, als korte beschrijvingen van een aantal bekende varianten. I 4») A] q q ij i±| q \8\ I q q vl I *1 *1 *1 *1 H N H vl FigUUV 1 Wat men voor het spel nodig heeft, is een gezelschap van drie of vier spelers (hoewel het ook met twee kan), en 'n boek: een zgn. 'piketspel' van 32 kaarten (zie figuur 1), eventueel aangevuld met twee rode zessen. Deze 32 of 34 kaarten zijn onderverdeeld in vier zgn. 'kleuren', nl. de beide rode kleuren arten en ruten, en de beide zwarte kleuren klaover en schoppen. Deze kleuren hebben geen onderlinge rangorde, maar de acht kaarten per kleur hebben deze wel; in volgorde van toenemend gewicht zijn het de kaarten zevene, achte, negene, tie.ne, boer, vroutwe, keunik en aes.2 In de troefkleur (zie hierna) is de rangorde echter enigszins anders, want daar is de boer de hoogste kaart, en de negene de één na hoogste. Vóór aanvang van ieder spel worden de kaarten ongezien en met de klok mee onder de spelers verdeeld door de zgn. 'gever'; gewoonlijk is dit de speler ter linkerzijde van de gever van het voorafgaande spel. Deze gever wordt steeds geacht de tijdens het vorige spel ontstane kaartvolgorde niet geheel teniet te doen, en bovendien om vooraf niemand te bevoor- of te benadelen. Een eenvoudige methode hiertoe is het oflangen, waarbij men het bovenste deel van d'n boek afneemt, en onderop legt. Indien de gever de kaartvolgorde onverhoopt toch teveel beïnvloedt, dan spreekt men van steke? Na de verdeling der kaarten heeft iedere speler acht of tien stuks, en zijn er geen of nog precies twee kaarten over. Het laatstgenoemde stel kaarten noemt men de liggers, of kiekkaarten. Het spelen geschiedt in de looprichting van de wijzers van de klok. De speler aan de linkerhand van de gever zit op de voor'and, en mag daarom het eerste bod uitbrengen, van gewoonlijk 100 punten.4 Vervolgens brengen alle volgende spelers een bod uit dat een veelvoud van tien hoger is dan het voorafgaande, of men 'past', d.w.z. dat men - vaak d.m.v. een klop op de speeltafel - aangeeft dat men niet meer hoger bieden zal. De enige speler die na alle benodigde of toegestane biedronden niet heeft gepast, bepaalt uiteindelijk het spel. Behaalt hij5 hierbij minimaal het aantal geboden punten (is t'n d'r onderdeur), dan wint hij het spel en krijgt hij van de andere spelers een winst uitgekeerd. Is zijn aantal behaalde punten echter lager (gaè t'n nat), dan moet hij de andere spelers uitbetalen.6 Overigens kan het een enkele keer voorkomen dat iedereen past. in welk geval men soms overschakelt op het spel schoppenboere (zie hierna), en soms eenvoudigweg de kaarten opnieuw verdeelt. 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 34