DEENSE KAPERS OP DE KUST: WALCHEREN IN DE NEGENDE EEUW Luit van der Tuuk In de negende eeuw werden de kusten van de Noordzee geteisterd door Deense piraten, tegenwoordig meestal vikingen genoemd. Hoewel middeleeuwse kroniekschrijvers begrijpelijkerwijs meer interesse toonden in hun doelen dan in de herkomst van deze plunderaars is er over dat laatste wel iets te zeggen. Want als we de verschillende raids in het Noordzeegebied in de periode tussen 834 en 864 - de periode van de grootste transmariene piratenactiviteit - in kaart brengen dan valt de centrale positie van Walcheren direct op. Is het mogelijk dat zich in de negende eeuw gedurende enige decennia een Deens piratennest op Walcheren heeft kunnen handhaven Dat is de centrale vraag waarop in dit opstel naar een antwoord wordt gezocht. Schriftelijke bronnen onthullen slechts een schim van Deense aanwezigheid. De schaarse gegevens scheppen daardoor ruimte voor interpretatie. Het is hier dan ook alleen mogelijk het meest waarschijnlijke scenario te schetsen. Door de situatie te plaatsen in de context van de gebeurtenissen in een groter verband valt er meer af te leiden. We moeten dan onze blik richten op de goed gedocumenteerde bewegingen van de Noormannen in Engeland en de politieke ontwikkelingen in het Frankische rijk. Wanneer we de positie van Walcheren vanuit dit bredere perspectief bekijken, dan is het mogelijk een beeld te krijgen waarin Deense piraten een prominente rol hebben gespeeld. Mannen met namen als Haraldr iunioris, Hródulfr, Asgeirr, Kalbi en Ubbi 'de Fries' kunnen met het eiland in verband worden gebracht. Sommigen leidden louter een piratenbestaan. Van anderen kunnen we een relatie met de in de Lage Landen opererende Deense heersers vermoeden. Het lijkt niet te gewaagd om te veronderstellen dat Walcheren voor velen als een steunpunt dienst heeft gedaan. De positie van deze mannen was door de bescherming die het ontoegankelijke en waterrijke gebied hun bood. vrijwel onaantastbaar. Op medewerking van de plaatselijke bevolking konden de Frankische heersers nauwelijks rekenen. Daarbij was het gebied tussen de Honte en de (Ooster)Schelde lang omstreden. Aanvankelijk lag het in het grensgebied van Friezen en Franken, later van West-Francië en Lotharingen, daarna lag hier het strijdtoneel van de graven van Vlaanderen en Holland. In de negende eeuw vormde de Scheldedelta een status aparte tussen de verschillende Frankische deelrijken. Een positie waarmee de opportunistisch ingestelde Noormannen hun voordeel konden doen. Walacria Vanaf de jaren dertig van de negende eeuw werden de kusten rond de Noordzee regelmatig geteisterd door Scandinavische, met name Deense, vikingen. Zij werden in eigentijdse bronnen veelal aangeduid als Noormannen, heidenen of piraten. Wilden ze de Noordzee oversteken naar Engeland dan zullen ze naar de meest gunstige plaats voor een overtocht gezocht hebben, de ongeschiktheid van hun langschepen bij hoge zeegang in aanmerking nemende. Daarbij moeten ze zoveel mogelijk de binnenwateren, zoals de Waddenzee, het Almere en de Zeeuwse wateren benut hebben. Maar zuidelijker dan de Scheldedelta konden de piraten via binnenwateren niet komen. Hier moest de oversteek naar Engeland gewaagd worden. Bovendien moesten ze hier ook foerageren en een gunstige wind afwachten. Op een eiland in de Scheldemonding lag een handelsnederzetting, die door intensieve handelscontacten met Engeland voor hen de bekendste en meest aangewezen landings- en pleisterplaats was. De hier aanwezige nederzetting werd door Alcuin in zijn levensbeschrijving van Willibrord genoemd als de villa Walichrumk In latere bronnen 2

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 6