IBÉSilflr IT 4." echtvaardigen zijn onder andere een jachthuis van Franse grootgrondbezitters in het gehucht Groenewoud nabij Sint Kruis, de voormalige Torenhofstede bij Oostburg, het hof van Carpreau in 'Jzendijke en de Withof bij Hoek. Toewei uit het bovenstaande blijkt dat Zeeuws-Vlaanderen meer buitenplaatsen heeft gekend dan nenigeen zal verwachten blijft het aantal in vergelijking met aanpalende gebieden in België en Nederland toch beperkt. De reden hiervoor moet gezocht worden in de vraag wie nu een luitenplaats liet bouwen? De lokale stedelijke elite, mits kapitaalkrachtig genoeg, bouwde buitens. )it vereist uiteraard vrede, rust. handel en steden die groot genoeg zijn voor een dergelijke elite. In Zeeuws-Vlaanderen waren steden die groot genoeg waren slechts in beperkte mate aanwezig. Vrede n rust waren een nog schaarser goed. Een tweede groep zijn de grootgrondbezitters. Trootgrondbezitters van elders zullen in Zeeuws-Vlaanderen niet snel buitens hebben gebouwd, let Zeeuws-Vlaamse eilandenrijk was immers slecht bereikbaar, doorsneden met kreken en iaardoor te ongunstig gelegen vanuit Walchers en Vlaams perspectief. En wie wilde überhaupt nvesteren in een gebied dat na de Tachtigjarige Oorlog toch als buffer gold tussen de Republiek en rankrijk? Ten derde, en dit is een hypothese die zeker nader onderzoek vereist, kende zeker vestelijk Zeeuws-Vlaanderen een rijke zelfbewuste boerenstand, die geen buitens bouwde maar elf bleef boeren op de vaak fraaie en grote hofsteden. Sommige van dergelijke boerderijen, zoals iet 19de-eeuwse hof Baarzande, hoefden niet voor een buiten onder te doen. Conclusie /oor wat betreft de kastelen zijn er in Zeeuws-Vlaanderen alleen een tweetal mottes bewaard lebleven. Onder de grond bevinden zich nog de restanten van enkele andere kastelen maar boven ie grond niets. Vrijwel alle kastelen in Zeeuws-Vlaanderen waren al vóór de Nederlandse Opstand 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 17