Nadat Popkensburg De Wittes bezit was geworden, stelde hij notaris Van der Graft uit Middelburg aan als zijn zaakwaarnemer. Geen vreemde keus, want deze had ook zijn vader al geadviseerd. Een deel van de correspondentie tussen De Witte en Van der Graft is bewaard gebleven.14 Hieruit blijkt dat in 1829 iemand Van der Graft benaderde met de vraag of Popkensburg te koop was. De Witte antwoordde dat hij Popkensburg voor een zeer solide bezitting hield. Hoewel de tegenwoordige inkomsten zeker niet aan zijn verwachting voldeden, verminderde dit in zijn ogen noch de innerlijke waarde noch de grote affectie die hij voor dat goed had. Hij had geen moment, ondanks de tegenvallende inkomsten, gedacht aan verkoop. Wel was hij bereid, mocht hij een goed aanbod krijgen, dit in overweging te nemen.15 Het kwam niet tot een verkoop en ook een verzoek in 1833 van een boomkweker om Popkensburg te kopen, werd afgewezen. Telkens komt in de brieven van De Witte naar voren dat de inkomsten van Popkensburg tegenvallen. Dat hij een te gering interest maakte van het kapitaal dat hij in Popkensburg had gestoken. Er moest voortdurend iets gerepareerd worden. Zo werd in 1837 het kasteel aan de buitenzijde geheel geschilderd en de schuiframen op de zolder waar de kanonnen stonden, waren totaal verrot en moesten vervangen worden. In 1839 richtte De Jonge Van Ellemeet zich tot De Witte met het verzoek of hij Popkensburg kon huren. De Jonge ging in Oostkapelle een buiten, Overduin, bouwen en was op zoek naar een tijdelijk onderkomen waarbij zijn oog op Popkensburg was gevallen. Van der Graft vond De Jonge 'een stik braaf mensch' en een ieder was blij dat hij op Walcheren ging wonen.16 Na enig heen en weer geschrijf kwam het tot een overeenkomst. De Jonge kon Popkensburg huren voor ƒ300 per jaar maar moest zelf alle reparaties die hij nodig achtte voor zijn gerief en gemak betalen.17 Het onderhoud aan dak en goten was voor rekening van de verhuurder. De Jonge liet de Salon met gobelins waar in 1839 alle nog in het kasteel aanwezige familieportretten werden opgehangen. De Jonge van Ellemeet had de schoorsteen laten betimmeren met eikenhout en het mahonie laten schilderen. Links net boven de schoorsteen het portret van Jacob van Citters, rechts van de schoorsteen het pendant Anna Sara Boudaen. (ZA, ZG, Zl 11-978) 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2006 | | pagina 34