XASTELEN EN BUITENPLAATSEN IN
ZEEUWS-VLAANDEREN
onald H.M. van Immerseel
tiidige stand van het onderzoek: mottes
Vie literatuuronderzoek wil doen naar kastelen in Zeeuws-Vlaanderen is snel uitgezocht. Over de
eeuws-Vlaamse kastelen is bijna niets geschreven. Uitzondering hierop vormt de oudste
.rschijningsvorm: de werven, mottekastelen ofwel kasteelbergjes met een houten toren op de top
an de heuvel. Sinds het laatste kwart van de twintigste eeuw staan de mottes volop in de
chijnwerpers. Hoewel het onderzoek zich, gezien de aantallen, vooral richt op de verspreiding en
icatie van deze mottes op Walcheren en Beveland, komen de Zeeuws-Vlaamse mottes in
menhang met de Vlaamse kuststrook wel degelijk aan bod.
uidige stand van het onderzoek: kastelen
ver de Zeeuws-Vlaamse kastelen, sinds de dertiende eeuw de opvolgers van de mottes, is veel
inder bekend. Op het gebied van inventarisatie is de Stichting Kastelen Lexicon Nederland
KLN) actief. De SKLN probeert op een gestandaardiseerde wijze gegevens over alle kastelen in
ederland in een database in te voeren. In de Voorlopige Lijst van kastelen en mottes van Zeeland
;tn de SKLN komen ruim 200 kasteellocaties voor. Zeeuws-Vlaanderen bevat in de voorlopige lijst
J objecten. Van deze 20 is alleen nog maar het formulier van het kasteel van Zuidzande volledig
.gevoerd in de database.
oor wat betreft de literatuur is er in feite maar één overzichtswerk waarin de Zeeuws-Vlaamse
.stelen beschreven zijn. Dit is het in 1978 verschenen Middeleeuwse Kastelen van Zeeland van
hand van J.P. van den Broecke. Het moet voor Van den Broecke een immens werk zijn geweest
m de gegevens over de Zeeuws-Vlaamse kastelen bijeen te brengen. Tekenend voor het grote
:brek aan kennis over de Zeeuws-Vlaamse situatie is bijvoorbeeld de definiëring van begrippen,
an den Broecke spreekt over drie typen kastelen. De eerste twee typen: de grafelijke kastelen en
ambachtsheerlijke kastelen worden door hem nog nader toegelicht. De laatste categorie blijft
tor gebrek aan historische gegevens onduidelijk. Het is op zijn minst opvallend te noemen dat
!fs een autoriteit op dit gebied als Van den Broecke niet verder kwam dan de volgende enigszins
ige en zeer voorzichtig gestelde formulering: verspreid over het Zeeuws-Vlaamse grondgebied
gen er een aantal omwalde en versterkte hoven, die we ridderhofstedes zouden kunnen noemen1
en tweede belangrijk punt van aandacht dat nader onderzoek vereist, zijn de aan de kastelen
rbonden rechten. Aan het bezit van een kasteel waren voor Noord-Nederlandse edellieden vaak
van belangrijke zaken verbonden. In sommige provincies was verschrijving in het
idderschapcollege, dat samen met de vertegenwoordiging van de geestelijkheid en later ook de
ertegenwoordiging van de steden het bestuur van de provinciale Statenvergadering vormde, voor
een edelman alleen mogelijk wanneer hij in het bezit was van een weerbaar huis. Dit huis moest aan
erschillende eisen voldoen die per provincie konden verschillen. Meestal betrof het eisen zoals het
1 ebben van een ophaalbrug, grachten en het bezit van een minimale hoeveelheid grond. Ook het
rijgesteld zijn van diverse belastingen was vaak direct gekoppeld aan het bezit van een dergelijk
ersterkt huis. Dit maakte dat de bezitters van bijvoorbeeld Gelderse havezaten en Utrechtse
idderhofsteden er een direct belang bij hadden om hun huizen in stand te houden. De Franse tijd
naakte een einde aan het Ancien Régime en deze gebruiken. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen
of de (Zeeuws-)Vlaamse situatie hiervan sterk afweek. Verwacht mag immers worden dat bij het
3