DIALECT OP SCHOUWEN-DUIVELAND IN ONZE TIJD
Rob C. van Leeuwen
Aan het verzoek van de Zeeuwse Dialectverênigieng om een artikel te schrijven met betrekking tot
het dialect van Schouwen en Duiveland voldoe ik enerzijds met enthousiasme, anderzijds met enige
schroom. Het zou best zo kunnen zijn dat ik niet iedere dialectfan met dit artikel echt blij kan
maken. Bij de aanvraag voor het artikel ontving ik van de vereniging een tweetal exemplaren van
het voortreffelijke blad Nehalennia. In deze bladen trof ik begrijpelijkerwijs een warm pleidooi
voor het behoud van het dialect aan. Het is echter zo dat of we het willen of niet, ons dialect, en niet
alleen het Zeeuwse dialect, langzaamaan stukje bij beetje inboet aan structuur en functionaliteit. Op
genoemde begrippen zal ik verderop in dit artikel terugkomen. Vast staat dat de standaardtaal in
allerlei situaties steeds meer terrein wint.
Het is goed dat er een dialectvereniging bestaat die zich beijvert om het dialect in Zeeland zoveel
mogelijk voor het nageslacht te bewaren. Wel moet men zich realiseren dat taal een
cultuurfenomeen is. Culturen veranderen, dus ook taal is aan verandering onderhevig. In dit artikel
wil ik o.a. stilstaan bij dialectontwikkelingen en -veranderingen in zijn algemeenheid en in het
bijzonder op Schouwen-Duiveland. Graag zal ik ingaan op een aantal oorzaken van taalverandering.
Vervolgens wil ik ook iets kwijt over het nut, dan wel onnut van dialectprotectie.
Structuurverlies en functieverlies van het dialect op Schouwen-Duiveland
In de inleiding was reeds sprake van de begrippen structuur en functionaliteit van een dialect, of zo
u wilt van een streektaal. Structuur wil in deze context zeggen: een samenstel van dialectelementen
waaruit een bepaald dialect is opgebouwd. Wanneer we dus spreken van structuurverlies is er
sprake van het verdwijnen van bepaalde dialectelementen uit een dialect. Je zou dus kunnen zeggen
dat het dialect door jongere generaties steeds gebrekkiger wordt beheerst. Aan de hand van een paar
voorbeelden uit mijn dialectonderzoek op Schouwen-Duiveland in 2004 zal ik dit verschijnsel
illustreren: het verlies van dialectelementen is in genoemd onderzoek duidelijk aangetoond,
alhoewel er wel verschil is in de mate van dialectverlies over de verschillende taalkundige
domeinen.
De grootste teruggang treffen we aan bij het gebruik van dialectwoorden en het gebruik van de
dialectvorm van persoonlijke voornaamwoorden. Zo zijn bijvoorbeeld woorden en uitdrukkingen
als ontstrant brutaal, ondeugend), bóógere appels, peren of pruimen uit een boomgaard
ontvreemden), böög weer(= slecht, onstuimig weer), zit nie te reemele wiebelen, beweeglijk
zijn), uuschêê jie ophouden jij), je mot de taefid nog oprêê opruimen) en pak de schutteldoek
vaatdoek) bij de jongere generatie nog maar weinig bekend. Ook gebruiken jongeren veel minder
de dialectische vormen van persoonlijke voornaamwoorden zoals ons in de onderwerpsvorm en
eveneens wullie/wulder, zullie/zulder, mun.
Opvallend is overigens dat alle dialectsprekende leeftijdsgroepen een grote stabiliteit aan de dag
leggen wanneer het gaat om het uitblijven van diftongering. Dit houdt onder andere in dat de
oorspronkelijke ie-klank en de oorspronkelijke uu-klank niet respectievelijk veranderd zijn in een
ij-klank en een ui-klank. Iedere dialectspreker op Schouwen-Duiveland heeft het dus nog over diek
in plaats van dijk, mien in plaats van mijn, uus in plaats van huis, tuun in plaats van tuin enzovoorts.
Functieverlies is het verschijnsel waarbij het dialect in bepaalde situaties wordt teruggedrongen.
Sprak men vroeger als dialectspreker in allerlei situaties het eigen dialect, dus niet alleen thuis, maar
ook in de winkel, op school, op de vereniging, tegen de dokter enzovoorts, tegenwoordig mijdt men
17