100
begrijpen
I spreken
KI
cd
cd
C
07
r—b
O"
KI
cd
cd
C
3
O
O"
1
cd
3
cq
cd
3
cq
cd'
cd'
s
Q)
cd
cd
cd
cd
O)
Z3
13
=3
Q
f—b
cd
=3
f—b
cd
Q
cq
Q)
13
r-b
cd
D
Figuur 2: Begrijpen en spreken van een Zeeuws dialect, opgesplitst naar type Zeeuw
(n-1567).
hoe het begrijpen (witte staven) en spreken (donkere staven) van een Zeeuws dialect samenhangt
met het type Zeeuw. Er vallen twee groepen op. Bij de emigranten, dit zijn Zeeuwen die nu elders
in Nederland wonen, zien we dat bijna 3 op 10 beweert het dialect niet meer te kunnen spreken;
begrijpen doen ze het echter wel nog allemaal. Bij de immigranten, dit zijn mensen die van buiten
Zeeland afkomstig zijn, zien we dat maar liefst 94% het Zeeuws begrijpt. Een kwart van hen geeft
ook aan ondertussen het dialect van hun woonplaats te spreken.
Welke andere factoren zijn nog van invloed op het spreken en begrijpen van een Zeeuws dialect?
Aangezien bijna iedereen een Zeeuws dialect begrijpt, zijn op dat vlak weinig of geen
verschillen te verwachten. Er is enkel een zeer klein leeftijdseffect: zij die zeggen het dialect niet
te begrijpen behoren meestal tot de jongste leeftijdsgroep. Er is slechts één informant uit de
oudste groep (een immigrant) die beweert geen Zeeuws dialect te begrijpen. Voor het spreken
van dialect zijn er meer systematische verschillen. Die zijn enerzijds klein, maar liggen
anderzijds wel in de lijn van de verwachtingen. Zeeuws-Vlamingen (85%) spreken iets meer
dialect dan bewoners van de rest van Zeeland (81%). Laag opgeleiden (85%) spreken meer
dialect dan midden (75%) en hoog opgeleiden (77%). De leeftijds- en sekseverschillen zijn
gevisualiseerd in figuur 3. In de oudste leeftijdgroep beweren mannen en vrouwen evenveel
dialect te kunnen spreken (86%). Daarnaast zien we dat de actieve beheersing van het dialect
afneemt naarmate men jonger is en dat vrouwen beweren minder dialect te kunnen spreken dan
mannen.
In welke groep vinden we nu de meeste dialectsprekers? Dat zijn de laag opgeleide oude mannen:
93% kan een Zeeuws dialect spreken. Actieve dialectkennis is het laagst bij de hoog opgeleide
jonge vrouwen (68%). Er is dus zeker sprake van dialectverlies, maar we kunnen het ook positief
formuleren: 7 van de 10 vrouwen jonger dan 35 kan nog altijd een Zeeuws dialect spreken.
18