LUCTOR ET EMIGRO (II)
De naoorlogse emigratievoorlichting in Zeeland en de populairste bestemmingslanden
Enne Koops
Inleiding
In het vorige artikel in Nehalennia (afl. 153) stonden we stil bij de relatieve
ondervertegenwoordiging van inwoners van de provincie Zeeland in de Nederlandse emigratie van
1948-1962. Deze werd voor een belangrijk deel veroorzaakt door het binnenlandse migratiegedrag
van de Zeeuwen na de Tweede Wereldoorlog. Ook zagen we dat de godsdienstige samenstelling
van de bevolking een rol heeft gespeeld bij de geringe omvang van de emigratie uit Zeeland.
In dit tweede artikel richten we de aandacht op de voorlichtingsvergaderingen over emigratie die in
de provincie Zeeland georganiseerd werden, waarbij de volgende vragen beantwoord worden:
welke instanties belegden de voorlichtingsvergaderingen en hoe zag het programma van deze
bijeenkomsten eruit? Welke boodschap trachtten de voorlichters op de aanwezigen over te brengen?
Was er sprake van eerlijke voorlichting, of eerder van propaganda? En hoeveel belangstellenden
trokken de voorlichtingsvergaderingen over emigratie eigenlijk? Vervolgens gaan we in op de
speciale cursussen die in Zeeland aan kandidaat-emigranten aangeboden werden en die bedoeld
waren om de gegadigden zo goed mogelijk op hun verhuizing naar het overzeese land voor te
bereiden. Tenslotte beantwoordt dit artikel de vraag welke immigratielanden het meest in trek
waren onder Zeeuwse emigranten en hoe de keuze voor bepaalde landen overeenkomt dan wel
contrasteert met het landelijke beeld.
Drie betrokken instanties
In de jaren vijftig en zestig waren er drie soorten instanties die in Zeeland voorlichtingsavonden
over emigratie belegden. Allereerst waren dat emigratieverenigingen zoals de Christelijke
Emigratie Centrale (CEC) en de Hervormde Emigratie Commissie (HEC).1 Deze christelijke
organisaties grepen vooral geestelijke motieven aan om de emigratie uit Nederland te stimuleren.
Met name de neocalvinistische gereformeerden onder hen - die binnen de CEC te vinden waren -
beschouwden emigratie als een positieve, goddelijke opdracht: het evangelie moest heel de wereld
over en de christen had als taak de aarde te vervullen en bebouwen.2
In de tweede plaats had ook de Nederlandse overheid motieven om zich met de
emigratievoorlichting in te laten. Van 1949 tot 1961 voerde de regering een positieve
emigratiepolitiek om de problemen van de grote bevolkingsdruk en de dreigende werkloosheid op
te lossen. Binnen deze politiek paste het organiseren van voorlichtingsavonden door de
Gewestelijke Arbeidsbureaus (GAB's), instanties die nauw met de overheid verbonden waren.3 Ook
politieke instanties van de ontvangende landen toonden initiatief op dit gebied. Het gebeurde
bijvoorbeeld regelmatig dat de in Nederland gevestigde ambassades van immigratielanden
voorlichtingsdagen organiseerden om hun eigen land te promoten. Zo organiseerde de Australische
ambassade op 17 november 1964 een 'Australië-middag' in schouwburg 'De Prins van Oranje' in
Goes, die werd opgesierd met de vertoning van twee films over dat land. Aan het eind van de
vergadering vond nog een groepsdiscussie plaats tussen de aanwezigen en teruggekeerde
emigranten en bezoekers uit Australië.4
Tenslotte werden in Zeeland - zij het sporadisch - emigratiebijeenkomsten belegd op initiatief van
bedrijven, die economische belangen hadden bij de bevordering van emigratie. Op 27 februari 1951
hielden het VVV-kantoor in Middelburg en de KLM bijvoorbeeld een gezamenlijke filmavond over
emigratie. De avond begon met een korte uiteenzetting over emigratie door de secretaris van de
VVV, dhr. G. Ballintijn, waarna een KLM-medewerker een film liet zien 'waarin het
23