De kentering in de belangstelling voor emigratievoorlichting in Zeeland moet mijns inziens
gedateerd worden in de periode 1952-1954, immers, in het vorige artikel constateerden we al dat
vanaf dat moment ook de daadwerkelijke emigratiecijfers, zowel de landelijke als de Zeeuwse,
begonnen te dalen. Dit kwam doordat de meest treklustige boeren al uit de provincie verdwenen
waren, omdat zij zich - met name tot 1952 - in de Noordoostpolder vestigden. Er was echter nog
een andere factor die van invloed was op het teruglopen van de belangstelling voor de
voorlichtingsvergaderingen over emigratie. Aan het eind van de jaren vijftig, zo stelde de historica
Mirjam Prenger in 1987, ontstond een zekere 'voorlichtingsmoeheid' onder het Nederlandse
publiek. Het aantal bezoekers van voorlichtingsvergaderingen nam toen steeds verder af, om met
name in het begin van de jaren zestig drastisch te dalen.39 Anders dan Prenger beweerde - zij had
vooral de landelijke situatie op het oog - begon de belangstelling voor emigratie in Zeeland niet
pas af te nemen aan het eind van de jaren vijftig, maar al enkele jaren eerder, in de periode 1952-
1954.
Cursussen
Kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1947, maakten de drie grote Nederlandse
landbouworganisaties - de Christelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB), de Katholieke
Nederlandse Boeren- en Tuindersbond (KNBTB) en het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité
(KNLC) -, die zich sinds juli 1946 verenigd hadden in de Centrale Stichting Landbouwemigratie
(CSLE), een begin met het organiseren van cursussen voor emigranten.40 Het opzetten van deze
cursussen duurde enkele jaren en verliep niet in alle provincies even snel. De eerste provincies die
in het Mededelingenblad van de CEC vermeld werden in verband met emigrantencursussen waren
Zuid-Holland - waar in de winter van 1948-1949 motoren- en landbouwcursussen gehouden
werden - en Friesland, waar de gereformeerden in mei 1949 druk doende waren met het opzetten
van cursussen Engels.41 Het is goed mogelijk dat de CEC reeds in 1947 cursussen organiseerde in
deze of in andere provincies, maar daar heb ik geen bewijzen voor gevonden.
Vergeleken met Zuid-Holland en Friesland was de CEC in Zeeland vrij laat met het opzetten van
(taal)cursussen. Pas in september 1950 kondigde de CEC in het Zeeuwsch Dagblad aan dat er bij
voldoende belangstelling begonnen zou worden met cursussen Engels.42 Vermoedelijk was de
animo voor de taalcursussen op dat moment te laag, want de eerste lessen Engels werden pas in het
voorjaar van 1951 georganiseerd, in Middelburg. Op de Australië-middag van 24 februari 1951
deelde A.L. Louws de aanwezigen mee, 'dat ten behoeve van de emigranten in Zeeland binnenkort
een cursus in de Engelse taal zal beginnen'.43 Enkele jaren later, in 1955, was het aantal
cursusplaatsen van de CEC in Zeeland uitgebreid naar drie plaatsen: Middelburg, Goes en Axel.44
Naast de emigratieverenigingen waren er ook andere instellingen die taalcursussen aanboden, zoals
het Technisch Instituut voor Nijverheidsonderwijs in Vlissingen, waar aspirant-emigranten voor fl.
4,50,- een 'speciale cursus' konden volgen.45
Ten slotte organiseerde het Algemeen Landbouw Emigratie Comité (ALEC) voor emigranten uit
de agrarische sector speciale landbouwcursussen, die in het winterseizoen gevolgd konden
worden in de Rijkslandbouwschool te Goes.46 Meer verwijzingen naar emigrantencursussen ben
ik in het Zeeuwsch Dagblad - dat ik steeksproefgewijs op dit thema onderzocht heb - niet
tegengekomen.
Populaire immigratielanden
Afsluitend behandelen we nog de vraag welke overzeese landen de emigranten uit Zeeland als
bestemmingsgebied kozen. In tabel 2 is te zien dat Canada in de periode 1953-1962 verreweg het
populairste immigratieland was onder Zeeuwse emigranten. Liefst 45% van de emigranten koos dit
Noord-Amerikaanse land als bestemming.
30