Aflevering 155 voorjaar 2007
verhouding achter bij het landelijke gemiddelde van deze bevolkingsgroep.
De persactiviteiten van de neocalvinisten in Zeeland duiden er dus wel op
dat er - net als in de rest van Nederland - binnen de eigen achterban een
lezers- en schrijversmarkt was voor wat betreft de overzeese emigratie en
dat hun emigratiecultuur dynamischer was dan die van de bevindelijk-
gereformeerden, maar dat dit niet voldoende was om extra personen uit de
achterban te laten emigreren. Dit laatste feit kan verklaard worden uit de
specifiek regionale situatie dat boeren op Walcheren tot 1950 voorrang
kregen om naar de Noordoostpolder te migreren: het waren vooral boeren
van neocalvinistische huize die naar de Noordoostpolder vertrokken,
waardoor de meest reislustigen onder de neocalvinisten de provincie al
verlaten hadden toen de emigratiegolf aanzwol.
Enne Koops studeerde Nieuwste Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit
Groningen. Hij is als promovendus verbonden aan het Roosevelt Study Center
in Middelburg (2005-06) en de Theologische Universiteit Kampen (2007-08),
waar hij onderzoek verricht naar de naoorlogse emigratie van
gereformeerden naar Noord-Amerika in de periode 1946-1963.
Adres: Theologische Universiteit Kampen, Broederweg 15, 8261 GT Kampen.
Email: ekooDS@tukamDen. nl
Noten
1 Ik dank mijn collega's Hans Krabbendam en Hans Righolt (RSC) voor hun bruikbare
commentaar.
2 Het betreft hier de (Oud-)Gereformeerde Gemeenten.
3 Hans Knippenberg, De religieuze kaart van Nederland (Assen: Van Gorcum, 1992) 91 (tabel
3.7).
4 De neocalvinisten zijn de geestelijke erfgenamen van de kerkleider, politicus en journalist
Abraham Kuyper (1837-1920). Deze gereformeerden waren na de Tweede Wereldoorlog te
vinden in de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN, 1892-2004) en in de daaruit ontstane
Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKV, sinds 1944).
5 M.C. Verburg, Statistiek van Zeeland. Volkstellingen 1947 en 1960 (Middelburg, 1960) 2, 12, 17,
45.
6 PPDZ, De Zeeuwse migratie, deel 3. Bijlage I. Analyse van de omvang en structuur der Zeeuwse
migratie in haar regionale verscheidenheid voor en na de Tweede Wereldoorlog (Middelburg:
PPDZ, 1959) 55.
7 Voor de bevindelijk gereformeerden was de aanwezigheid van naburige kerken cruciaal.
Vergeleken met de neocalvinisten hadden ze nauwelijks kerken in Noord-Amerika. Verplichte
inenting vormde voor bevindelijk gereformeerden eveneens een bezwaar om naar Noord-
Amerika te emigreren. Met betrekking tot de NOP bestonden vergelijkbare barrières: de
directie van de NOP wilde de binnenkomende Zeeuwen spreiden om isolatie te voorkomen,
wat in 1948 tot bezwaren van de classis Middelburg van de Gereformeerde Gemeenten leidde,
die haar achterban in de nabijheid van de kerk wilde plaatsen. De directie kwam niet aan
deze bezwaren tegemoet. Verder dienden leden van de (Oud-)Gereformeerde Gemeenten zich
verplicht te verzekeren als ze naar de NOP wilden migreren. Ook hier hadden zij grote
bezwaren tegen. Ze konden wel vrijstelling krijgen, maar moesten dan een jaar pachtgeld
vooruitbetalen (J. Kramer-Vreugdenhil, Eilandbewoners. Bezetting en inundatie in drie
Walcherse dorpen. Aagtekerke, Grijpskerke en Meliskerke, 1918-1950 (2e druk; Waalre: eigen
beheer, 2001) 236-237). Het gevolg was dat leden van de Gereformeerde Gemeenten vooral
kozen voor migratie naar Rotterdam en omstreken en niet voor Noord-Amerika en de NOP: in
de NOP woonden in 1952 13.000 mensen, waarvan 21.5% neocalvinisten (2.795 pers.) en
slechts 0.7% leden van de (Oud-) Gereformeerde Gemeenten (41 pers.). Zie: W. Banning,
Handboek pastorale sociologie. Deel III: Groningen, Drenthe, de Noordwest-hoek van Overijssel
en de Noordoostpolder (Den Haag: Boekencentrum, 1955) 263 (tabel 2).
8 Deze informatie dank ik aan Betsy Biemond-Boer, met wie ik over deze zaken
gecorrespondeerd heb.
9 De CRC was tot 1996 een zusterkerk van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
10 De internationale oriëntatie van Oussoren en Van Til was geen geïsoleerd fenomeen, maar