Aflevering 155 voorjaar 2007 weer) eloöpe over eêl de waereld.' Je ziet de duivel als het ware in zijn vlerken krabben, omdat hij (zogenaamd) jeuk heeft en hij die vraag van zijn Baas amper gehoord heeft. In het Zeeuws hoor je dan ook de achterbakse toon van zijn antwoord waarin doorklinkt: Hoe kan je mij nou zo'n stomme vraag stellen? Hoe houterig en onwaarschijnlijk klinkt dat in alle andere vertalingen, die de duivel meteen de volle waarheid in de mond leggen. 'Ik kom van een zwerf- en speurtocht over de wereld.' Alsof de duivel bij de scouting is en een brave jongen is bovendien. Zelfs de Naardense Bijbel vertaalt: 'Van een zwerftocht over de aarde, van het heen- en weer gaan daarover.' Bij dat laatste stuk zie ik de duivel alleen maar het heen en weer krijgen, hoe ritmisch het dan ook verantwoord mag zijn. Zo gaat het gesprek verder in het Standaardnederlands, formeel en beleefd als tussen twee beheerste gesprekspartners die een communicatiecursus gevolgd hebben. 'Da's toch nie voe niks da Job zö godvruchtig is.' Ik citeer verder de Statenbijbel. De duivel is aan het woord. 'Dat is toch om niet dat Job zo godvrezend is. Hebt Gij hem, zijn gezin en al wat hij heeft niet met een haag omringd?' Keurig vertaald als een brave burger die aan zijn stadstuintje denkt dat met een heggetje van de tuin van de buurman is afgebakend. Maar een boer weet wel anders. Hij beschermt huis en hof tegen indringers door er een dichte doornheg omheen te laten groeien. Zijn bezit, zijn spul genoemd in het Zeeuws, en zijn gezin, z'n uus'ouwen, worden met scherpe doornhagen beschermd. In het land van Job tegen hyena's, leeuwen en ander wild en tegen rovers en veedieven. De dorens van die heggen waren groot en boden een uiterst agressieve bescherming. In Zeeland beschermden dichte meidoornheggen de meeste boerderijen tegen vossen, marters en losgebroken stieren. Terecht vertaalt Quidam dan ook in het Zeeuws: 'Da's toch nie voe niks da Job zo godvruchtig is. Jie ei bie um rondom eêl z'n spul en z'n uus'ouwen ommers 'n doorn'aege ezet?' Vertalingen als 'omtuind' en 'met een omtuining gemaakt' duiden op een grote onbekendheid met het boerenbedrijf. Ook de vertaling 'om niet' is een zwakke glimp van wat de duivel als een krachtig tegenargument tegen God in het geding brengt. Quidam vertaalt: 'Da's toch nie voe niks da Job zö godvruchtig is.' De duivel neemt geen blad voor zijn mond. Hij bezigt ruige taal om zijn tegenargumenten te beklemtonen. Als God al Jobs bezit zou wegnemen, dan vertaalt het Standaardnederlands: 'Dan vloekt hij U in het aangezicht.' Door het woord 'aangezicht' is dit stijf en archaïsch klinkend Nederlands. De duivel van Quidam is een kerel die recht voor zijn raap tegen God spreekt en die ook nog plezier heeft in zijn brutale toon: 'ja dan za t'n je vlak in je gezicht uutvloeke.' Die uitdagende toon heeft nog effect ook. God gaat duidelijk overstag voor de argumenten van de duivel. Het gaat alleen niet gemakkelijk. God reageert als een boer die kiespijn heeft en moet zichzelf langzaam overtuigen. Als een hereboer die wel voor een keer genereus wil zijn, maakt hij omwille van zo'n goeie vent als Job wel een uitzondering. 'Alia, voruut mae,' zegt de boer in het Zeeuws. Dat is heel wat anders dan: 'Ziehier, al wat hij bezit, mag je hebben.' Zo kan ik nog even doorgaan. Ik noem: een 'nikkestaert' voor een windhoos en 'puutnaekendig' (naakt als een puut: een kikker) en 'nochtere praot' als Job het tegen zijn vrouw heeft die hij verwijt als een dwaas te spreken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2007 | | pagina 27