- f?r,<
Aflevering 155 voorjaar 2007
27
Handtekening van
bisschop Nicolaas de
Castro. Archief Polder
Walcheren, regestnr.
220, inventarisnr.
829, d.d. 11 mei 1571.
werd in 1561 tot bisschop van het nieuwe bisdom Middelburg benoemd, en
tevens tot abt van de machtige Onze Lieve Vrouwe-abdij aldaar. Tijdens het
beleg van Middelburg (1572-1574) overleed De Castro, en na de val van de
stad in 1574 moesten de bewoners van de abdij vertrekken naar
Antwerpen.
De protestanten namen bezit van de Noordmonster, waarna de altaren en
beelden werden verwijderd. Vanaf die tijd heette het gebouw in de
volksmond de 'Oude Kerk'. Na de Engelse inval op Walcheren in 1809
werden 1800 soldaten in de kerk ingekwartierd. Toen de troepen in
december 1809 waren vertrokken was de bouwkundige toestand van de
kerk zo slecht geworden, dat er geen diensten meer werden gehouden. Er
werd nog wel begraven in de kerk en de Hervormde gemeente hield om die
reden de daken nog waterdicht. De kerk raakte echter steeds meer in
verval. Nadat in 1830 het begraven in de kerk werd verboden besloten de
kerkvoogden het gebouw uit financiële nood te verkopen. In 1833 werd het
noodlottige besluit genomen om deze oudste nog bestaande parochiekerk
te verkopen voor de sloop. Op 12 december 1833 werd de kerk verkocht
aan Dirk Dronkers, een bekende Zeeuwse aannemer van vele
waterstaatkundige werken en plannen. Voorwaarde was dat de kerk binnen
twee jaar na de verkoop gesloopt moest zijn. In de loop van 1834 werd de
kerk afgebroken. Afbeeldingen van de sloop zijn nog aanwezig in het archief
van het Zeeuws Genootschap. Na de afbraak legde de Hervormde
Gemeente van Middelburg op het vrijgekomen terrein een plantsoen aan,
waarop pas rond het jaar 1890 en daarna de huidige rij herenhuizen in
eclectische stijl werden gebouwd evenals een nieuwe kerk van de
Christelijk Gereformeerde gemeente. Deze kerk werd in 1930 vervangen
door de huidige Hofpleinkerk van de Gereformeerde Kerk in Nederland,
gebouwd in de zakelijke interbellumstijl. Voordat de Oude kerk gesloopt
werd, zijn in 1832/33 via dagbladen de eigenaren of nazaten nog
opgeroepen om voor hun belangen op te komen. Niemand meldde zich en
de verkoop van zerken, stenen e.d. bracht vervolgens een kleine fl. 1000,-
op.
De familie Van Grypskercke en de Reformatie
Heer Jacob Janszoon van Grypskercke stamt uit één van de oudste en
aanzienlijkste families van Zeeland, waarvan vele leden sinds het begin van
de 15('e eeuw deel uitmaakten van de magistraat van de Zeeuwse
hoofdstad en van het polderbestuur van Walcheren. Daarnaast waren de
Van Grypskerckes de ambachtsheren van Grijpskerke, Poppendamme en
Ter Buttinge en leenmannen van de grafelijkheid van Zeeland. De eerste
vermelding van de familie gaat terug naar de stamvader Hendrik van
Grypskercke, die blijkens acte van 10 april 1290 met andere goede mannen
aan de graaf van Vlaanderen hulde heeft gedaan, wegens landen gelegen in
Zeeland tussen Heidenzee en de Schelde.2 Volgens Smallegange3 en