Aflevering 159 voorjaar 2008 9 Opening van de dincghedach Op de vastgestelde dag komen de rechters bijeen in het schepenhuis van Mude. Zij betreden de schepenkamer en nemen plaats op de banken. De schepenbanken zullen, conform de praktijk elders in Vlaanderen, in een vierkant gestaan hebben met één of twee openingen hierbinnen (de slop). Ook de baljuw, de klager en de verdachte zijn natuurlijk aanwezig. De klager en beklaagde kunnen zijn bijgestaan door raadslieden en taalmannen (advocaten), maar in de vonnistekst worden zij niet vermeld (dit zegt niet zoveel, aangezien de tekst zich samenvattend beperkt tot de meest wezenlijke gegevens). De raadslieden en taalmannen nemen geen actief deel aan de zitting. In de zaal bevindt zich ook publiek - staand. Onder hen ongetwijfeld familieleden van Weytemoet en Brugse en Sluise hanze- Duitsers. De belangstellenden worden door de baljuw gemaand zich stil en ordelijk te gedragen. 'Dat niemene verterde, verroupe, noch verjuke', citeert het Boek met de Knoop ergens een waarschuwende officier: niemand mag op de vloer stampen (of op de schepenbanken gaan zitten), schreeuwen en grollen maken. Na het luiden van de klok opent de baljuw de zitting. Doe toghede Jan Weytemoet Doe toghede Jan Weytemoet, dat dit scip zine was, doet laets uten Zwin zeilde, en dat hijt hadden ghedoen maken van zijn zelves houte, ende van zijns zelves ysere enden met zijn zelves goede; ende hierof bood hi scepenen te informeeren met goeder informacie. Ende Jan Pateel die toghede, dat dit scip sijn meester ghecocht adde ende betaelt met zijnszelves ghelde, ende dat hi meester daer van den scepe ghemaect was, ende dat hi met mate ende met mele up tscip was, ende daerop bood hi scepenen te informerene. Ende omme die reden, dat hi malatich ende melatich was up tscip ende hi scepenen adde gheboden te informeren met lieden van buudlants ende dat buudlands gheviel, ende over zee, ende over sand, dat die informacie waerdich sculdich wjas] te wesenen van binds lands Daarop betoogde Jan Weytemoet dat het schip zijn eigendom was, toen het de laatste keer het Zwin uitzeilde. Het schip was gemaakt met het hout, ijzer en andere middelen die hij daartoe zelf geleverd had. Hij deelde de schepenen mee dit te kunnen bewijzen met goede getuigenissen. [Van de andere kant.] Jan Pateel verzekerde dat het schip door zijn meester gekocht was en betaald was met diens eigen geld. En ook dat hij door hem tot kapitein van het schip benoemd was. Hij hield er verblijf gedurende zijn reis, gebruikte er zijn maaltijden en at er zijn brood. Ook Pateel bood aan de rechters te voorzien van overtuigende inlichtingen. Hij hield weliswaar verblijf op het schip, maar bood de rechters aan getuigenissen uit het buitenland te laten komen, omdat de verkoop daar gebeurd was, ver weg (over zee en zand). En deze zouden van even grote waarde blijken als die uit Vlaanderen. De klacht van Jan Weytemoet Conform het rechtsgebruik dient de aanklacht eerst ontvankelijk en gegrond te worden verklaard. Om te beginnen geeft de baljuw het woord aan Jan Weytemoet. Diens klacht bestaat uit drie elementen:

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 13