Aflevering 159 voorjaar 2008 11 Schipper Jan Pateel, levensgroot vereeuwigd in het Gemeentelijjk Archeologisch Museum te Aardenburg tekening Mark Hulme). Schorsing Ofschoon men de zaak gewoonlijk het liefst in één zitting afdeed, wordt de reguliere rechtszitting door de baljuw geschorst. Het wachten is op het verschijnen van de bewijzen, de schriftelijke documenten en de getuigen. Pas dan kan de schepenbank een tweede zitting houden en zich achtereenvolgens een objectieve, onpartijdige en rationele mening vormen, een afgewogen oordeel vellen en een juist vonnis uitspreken. De baljuw sluit daarom de rechtsvergadering en de F; schepenen, de partijen en het publiek verlaten het schepenhuis. Tweede deel van het proces Over de nieuwe zitting zegt de vonnistekst niets. We weten dat deze heeft plaatsgehad, aangezien er een uitspraak is. Als de beide partijen hun bewijsgaring beëindigd hebben, delen zij dit mee aan de baljuw. De baljuw licht de rechters in, waarop dezen een zittingsdatum vaststellen. Opnieuw verzamelen de rechters, de baljuw, de partijen en het publiek zich in de vierschaarkamer. Daarop heropent de baljuw het proces. Hij maant de partijen hun bewijzen voor te leggen en hun getuigen te laten optreden. De partijen 'voeren hun bewijzen', waarna de rechters deze vervolgens onderzoeken. Bij het vaststellen van de authenticiteit van de naar voren gebrachte documenten, vooral die uit het Oostland, vragen zij de stadsklerk om advies. Ze bevragen de getuigen. Nadat dit alles is gebeurd maant de baljuw de schepenen tot een eindvonnis (deze en andere gerechtelijke maningen bestaan overigens uit vaste, officiële tekstformules, waarvan het Boek met de Knoop er woordelijk verscheidene geeft). Beraadslaging 1: afweging van belangen De schepenen trekken zich daarna terug om te beraadslagen. Het is de baljuw verboden bij dit overleg aanwezig te zijn. Van de rechters wordt in zijn algemeenheid grote kennis van en ervaring in de omgang met het recht verlangd. Zij zijn zich bewust van de belangen die op het spel staan. In de eerste plaats die van de klager, Jan Weytemoet en natuurlijk ook van de directe vervolgde, Jan Pateel of/en diens meester, de anonieme Oosterlinc. Niet alleen gaat het om een vonnis over de voorliggende zaak en de aanzienlijke economische en financiële waarde van het schip, maar ook om de reputaties van alle betrokkenen. Voor Weytemoet geldt verder nog dat hij, wanneer zijn klacht wordt afgewezen veroordeeld kan worden tot tenminste: - publieke bestraffing - misschien verbanning, in ieder geval schande en verlies van zijn goede naam (erg belangrijk in de middeleeuwse commerciële wereld) en verder - het betalen van een schadeloosstelling aan de onterecht beklaagde en dit naar evenredigheid van het gedane onrecht. De rechters dienen ook rekening te houden met de reactie van de hanzeaten, de collega's van de Oosterlinc, wier handelsactiviteiten voor de economie van de Zwinstreek van het allergrootste belang is. Gegeven de voorname rol van Vlaanderen in zowel commercieel als zee- en handelsrechtelijk opzicht, alsmede het belang van precedenten, kan het verdict van de Mudense waterrechtschepenen bovendien van invloed zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 15