i
Aflevering 159 voorjaar 2008
IP^^cx
v
r^v-n^5
{zlvït^
u-flnfaj,
Ontwerp voor het
andschrift van de
hieuw te gieten
Klokken door Pieter
wan den Gheyn uit
Leuven in 1735, met
ilaarop de wapens en
hamen van vier
burgemeesters (ZA,
SAV inv. nr. 1997).
■i
4
s
3
-4-
en hij ook nooit meer in Veere is geweest.
De eerste 23 klokken werden tussen 10 en 17 maart 1736 door
enige Veerse werklieden per schip vanuit Antwerpen naar
Veere overgebracht. Op 11 augustus van datzelfde jaar deelde
burgemeester Huijssen in de vergadering van het
stadsbestuur mee, dat alle klokken in de toren waren
gehangen en reeds door verschillende muziekkenners waren
gekeurd. Ze voldeden aan alle voorwaarden die in het contract
waren vastgelegd. Op één klok na, die door het slaan met een
hamer erop om te horen of hij geschikt was om als
halfuursklok te dienen, was gebarsten. Deze 540 pond
wegende klok moest in Leuven opnieuw worden gegoten. Door
allerlei redenen duurde het een hele tijd voordat hij in Veere
werd afgeleverd. Pas op 15 februari 1738 lezen we in de
notulen van de vergaderingen van het stadsbestuur dat Pieter
van den Gheyn via een brief liet weten dat hij de klok gereed
had staan. Daarna ontstond er meningsverschil over de
betaling. Volgens het contract zou de klok voor rekening van
de klokkengieter komen, doch deze beweerde in een brief aan
het stadsbestuur van 25 februari 1738, dat de klok op bevel
van de burgemeesters, zonder zijn toestemming was stukgeslagen. En hij
vervolgt: 'ende ick en ben bij het contrackt van aennemingh niet verbonden
kloeken te maecken die door smeden met de alderswaerste haemers niet en
connen gebroken woorden maer wel om met klepels ende hamers door den
klockspelder ende het trommel werek bespelt te woorden
Op 3 mei 1738 maakte burgemeester Haak Kerkman het stadsbestuur
bekend, dat de laatste 3 klokken vanuit Antwerpen naar Veere waren
getransporteerd. Een maand later hingen ze in de toren en op 21 juni 1738
lezen we in de notulen dat de Middelburgse beiaardier Bouchart het
klokkenspel had geëxamineerd. Het carillon was nu voltooid en men kon op
zoek naar een beiaardier. De keuze viel op Marinus Bastiaanse, die door het
stadsbestuur op 2 augustus 1738 werd aangesteld. Bastiaanse had al eerder
bemoeienissen met het klokkenspel gehad, want sinds 23 september 1724
verstak hij regelmatig de trommel. Volgens contract was hij gehouden elke
week op woensdag en zaterdag van twaalf tot één te spelen, elke dag van
de week als het kermis was, op de le januari, op de eerste dag van de
maand mei 's morgens van 5 tot 6 uur en als hij daartoe van de
burgemeesters opdracht kreeg. Daarnaast moest hij 4 keer per jaar een
nieuwe melodie op de trommel steken en dat tegen een jaarwedde van S 25
gr. Vis. Tot slot dient hier nog te worden vermeld dat de klokken bij deze
restauratie aan houten balken zijn gehangen terwijl ze daarvoor aan ijzeren
staven hingen.
Intussen was ook het uurwerk gerepareerd en de speeltrommel aangepast
aan het groter aantal klokken (35), doch hierover had lang onzekerheid
bestaan. In de notulen van 13 augustus 1735 lezen we, dat men in
onderhandeling was geweest met Carolus Andreas Lion, uurwerkmaker te
Leuven. Hij overlegde een ontwerpcontract voor het maken van een nieuwe
trommel, waaruit bleek, dat deze moest bestaan uit 72 gaten in de lengte en
144 in de omtrek, of in totaal 10.368 gaten. De kosten, met inbegrip van een
nieuw te maken uurwerk en het te leveren koper voor het klavier etc.,