I Afb. 6. Een aantal
Ikanonnen is met
röntgenfotografie
onderzocht. Hier
wordt een opname
van kanon Ritthem-
014 voorbereid in 'de
bunker' bij de
Röntgentechnische
Dienst RTDin
Rozenburg foto Arent
Vos/RACM).
Aflevering 160 zomer 2008
9
Datering
Bij dergelijk waardestellend onderzoek wordt ook
altijd geprobeerd via jaarringonderzoek van het
scheepshout de bouwdatum van het onderzochte
wrak te bepalen. Dat lukt helaas zelden op een jaar
nauwkeurig, maar ditmaal heeft de
dendrochronologie uitstekende resultaten
opgeleverd. Eén monster met 105 jaarringen
inclusief spint en wankant heeft als zekere
kapdatum najaar/winter 1552 opgeleverd. Een
tweede monster met 179 jaarringen met spint en
wankant geeft met een kleine slag om de arm een
nagenoeg gelijke datering. Met inachtneming van
een zekere marge in tijd voor transport van bos
naar bouwplaats, voor wateren van het hout en
voor de totale duur voor de bouw van een schip
kan worden aangenomen, dat het schip omstreeks
1555/60 in de vaart moet zijn gekomen. Gebruik in
de tweede helft van de 16de eeuw is daarmee een
feit en gezien de toenmalige gemiddelde levensduur
van houten schepen is ook de ondergang zeer
waarschijnlijk nog in dezelfde eeuw te situeren. Dit
sluit prima aan bij de datering van de bakstenen en
de kanonnen. Zo zouden we hier inderdaad te
maken kunnen hebben met voor Nederland het
oudste teruggevonden admiraliteitsschip. Of is dat
misschien toch iets te kort door de bocht?
Vanwege het ene kanon met het wapen van het Bourgondische Huis is het
verleidelijk te denken dat het schip was uitgerust door het centrale gezag
en dan zou bovenstaande conclusie met betrekking tot de functie van het
schip gerechtvaardigd zijn.12 De landsheerlijke macht was weliswaar al in
1482 met het overlijden van Maria de Rijke van Bourgondië overgegaan op
het Habsburgse Huis in de persoon van haar echtgenoot Maximiliaan, maar
Bourgondiërs speelden nog lange tijd een belangrijke rol in maritieme
zaken. Ze waren immers als heren van Veere de vroegste admiralen in de
Noordelijke Nederlanden en ze waren dat in permanente dienst van het
Habsburgse centrale gezag in een aaneengesloten periode van 1491 tot
1558. Er is echter een alternatieve verklaring mogelijk, want Karei V
vaardigde in 1550 en 1551 twee ordonnanties op de zeevaart uit, die de
aanwezigheid van zoveel kanonnen ook logisch zou kunnen verklaren op
een groot handelsschip.
Vanwege toenemende hinder van kaapvaart en piraterij werd in 1550 een
pakket maatregelen afgekondigd, die betere verdediging van de schepen op
zee tegen vijandelijke aanvallen moest bewerkstelligen. De ordonnantie was
bestemd voor alle kooplieden en schippers uit de Nederlanden en Spanje,
die hoogwaardige goederen vervoerden van of naar Frankrijk, Spanje,
Portugal, de Canarische eilanden, Madeira, het Middellandse Zeegebied,
Engeland, Ierland, Scandinavië en het Oostzeegebied. In 1551 werd de
ordonnantie enigszins aangepast. Zo werd de oostvaart, die voor Holland