Aflevering 160 zomer 2008 Westeriandpolder - wijzen op een veel hogere ouderdom. Onder andere zijn restanten aangetroffen van een sarcofaag, mogelijk uit de twaalfde eeuw.17 De drie parochies die vervolgens in de dertiende eeuw werden gevormd, zijn dan Hongersdijk, Muiden Mudeen Oostkerke, althans wanneer de kerk van Westkerke en niet die van Oostkerke de kerk van het oude Wolfaartsdijk is geweest. In een stuk uit 1290 wordt Oostkerke voor het eerst genoemd.18 De kerk van deze parochie zal ergens hebben gestaan ter plaatse van het dorp dat tegenwoordig Wolfaartsdijk wordt genoemd, maar dat tot in de twintigste eeuw eveneens Oostkerke heette. Verder ten oosten van Oostkerke bevond zich de parochie Hongersdijk, die in ieder geval in 1301 bestond." Aan de andere kant van het eiland, in het uiterste westen lag in de late dertiende eeuw de nederzetting Muiden. Resten van een kasteel aldaar zijn bij archeologisch onderzoek aangetroffen in de tegenwoordige Egbert-Petruspolder.20 In 1299 stond ook daar een kerk.21 Het kleine eiland Wolfaartsdijk telde rond 1300 dus vijf parochies tegen twee in de tweede helft van de twaalfde eeuw. Het liep hiermee in de pas met de andere Zeeuwse eilanden. Overal in Zeeland nam het aantal parochies tussen ca. 1150 en 1300 gigantisch toe. Behalve met bevolkingstoename en een intensivering van het kerkelijk leven onder invloed van de Gregoriaanse hervormingsbeweging, hield de hausse in kerkstichtingen ook verband met de vorming van de ambachten, de lokale bestuursdistricten. Tot in de veertiende eeuw vielen parochies en ambachten samen, zodat de aanwezigheid van een parochiekerk kennelijk een voorwaarde was voor de vorming van een afzonderlijk ambacht. Van invloed was hierbij - Dekker heeft dat in zijn Zuid-Beveland duidelijk gemaakt - dat in Zeeland bij vererving de functie van ambachtsheer deelbaar was. Een ambachtsheer kon worden opgevolgd door al zijn zonen, van wie elk een stuk van het ambacht kreeg, terwijl niettemin dat ambacht bleef bestaan, dus met één schepencollege maar meerdere ambachtsheren. De tendens was dan, althans tot ca. 1300, dat een ambachtsheer met een stuk van het ambacht er naar kon streven om in zijn eigen deel een afzonderlijk ambacht te vormen, met een eigen schepencollege. Wanneer daarbij in het geldende gewoonterecht de aanwezigheid van een parochiekerk een voorwaarde was, stimuleerde dat een ambachtsheer tot het stichten van een parochiekerk.22 Helaas zijn er voor Wolfaartsdijk geen détailgegevens over de stichting van de vijf parochiekerken bekend, maar men mag aannemen dat dit niet anders in zijn werk ging dan op de overige Zeeuwse eilanden. Van de geografie van het dertiende-eeuwse Wolfaartsdijk weten wij uiterst weinig. Naar het verloop van de grenzen van parochies en ambachten kan men slechts gissen, evenals naar de verkavelingspatronen en de tracés van wegen, watergangen en dijken. Zo valt, waar het de dijken betreft, niet na te gaan of Wolfaartsdijk, net als bijvoorbeeld Walcheren, uitsluitend door een doorgaande buitendijk tegen de zee werd beschermd, dan wel dat er ook binnendijken waren, wat zou kunnen betekenen dat de eerste bedijking in etappes was uitgevoerd. De reden voor deze lacunes in onze kennis zijn uiteraard de overstromingen in de late middeleeuwen, waardoor het oude eiland met een laag jonge klei is afgedekt en deels zal zijn geërodeerd. Ook van de structuren van de dorpen uit die tijd weten wij niets, al is het voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 20