Aflevering 160 zomer 2008 25 In het A.N. luidt de begintekst: 'Laat hij mij kussen, laat zijn mond mij kussen!' In het Zeeuws luidt de vertaling: 'Kus me, kus me, laet je mond mien kusse!' Veranderingen: de derde persoon, hij, wordt de aangesproken persoon. De wensende wijs: 'Laat hij mij kussen' wordt gebiedende wijs: 'Kus me, kus me.' 'Daarom houden de meisjes van jou' wordt: "t is van gin wonder da de misjes zo gek op joe bin.' De uitdrukking: "t is van gin wonder' drukt een zeer hoge mate van verwondering uit in het Zeeuws. Het wat plechtige 'houden van' wordt in het Zeeuws 'gek op je zijn' Het meisje is niet donker zoals de A.N. vertaling zegt, maar ze is bruin, verbrand door de zon, omdat zij door haar broers gedwongen op hun wijngaard moest passen. En terecht vertaalt het Zeeuws: 'Kiek nie op me neer, om a'k bruun bin, wan ik bin verbrand deur de zunne. 't Is de schuld van m'n broers ze liete mien op d'r wiegerds passé, en m'n eigen wiegerd kon 'k nie verzurge.' Op de wijngaard passen en die verzorgen is wat anders dan de wijngaard bewaken. Het ligt zeker niet voor de hand dat het meisje de wijngaarden heeft moeten bewaken (tegen indringers en dieven), veel meer dat zij erop heeft moeten passen dat al het werk op tijd gebeurde en zij de zorg voor de percelen van haar broers had, zodat zij geen tijd had voor haar eigen wijngaard. Wat de reden voor de afwezigheid van haar broers was, wordt niet vermeld, maar de openlijke klacht aan hun adres onthult wel iets over de masculiene cultuur van deze oosterse agrarische bevolking. In het laatste gedicht (8) verschijnen de broers zelf ten tonele. Ze maken zich grote zorgen over hun jonge zusje, ze stellen zich op als bewakers van haar maagdelijkheid. Dat staat er wel niet met evenveel woorden, maar de toespelingen op haar lichaam zijn evident: 'Wat zu me doe mie ons zusje, a de jongers een oögje op d'r Daarom stellen ze haar kleiner en jonger voor dan ze is. 'Ons zusje is nog mae kleine, bosten ei ze nog nie.' Hun bedoelingen zijn overduidelijk. Als ze een muur was, zouden ze er kantelen op zetten met wachters, als ze een deur was zouden ze die met planken dicht timmeren. Ja, de broers willen nog al wat, maar het zusje dient ze van repliek. Haar reactie is zelfverzekerd en gevat: 'Ik bin een muur, m'n bosten bin as torens.' En in de ogen van mijn minnaar ben ik een stad, waar je vrede kunt vinden. De broers krijgen meteen een waarschuwing mee: weet wel dat mijn eigen wijngaard van mij blijft en dat de opbrengst van de oogst naar mijn minnaar zal gaan. Dat maakt het toegevoegde verhaal over Salomo wel duidelijk. De broers zijn min of meer afgekat, laten verder niets meer van zich horen, maar haar stem is kennelijk in de hof blijven hangen en de maats van haar vriend hebben haar vastberaden stemgeluid prachtig gevonden en hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 27