Uurwerken, klokken en beiaarden in Veere en
Zanddijk (afl. 2 vein 2)*
Aflevering 160 zomer 2008
J.H. Midavaine
Uurwerken en klokken van de Grote Kerk
In 1332 werd een aanvang gemaakt met de bouw van de eerste kerk in
Veere. Ze werd gebouwd op de plaats van de huidige protestantse kerk en
was volgens oude kronieken een ruim gebouw met drie beuken. In 1348
werd ze door Paus Clemens van Avingnon tot parochiekerk verheven. Niet
bekend is wanneer de toren werd voorzien van een uurwerk. Wel weten we
dat Jan Matthijs uit Antwerpen er in 1458 een uurklok voor leverde. Deze
klok woog 550 pond en kostte eenenveertig Rijnse gulden en één groten.H
Als er nog geen uurwerk in de toren zat, moet dat ook rond deze tijd
geleverd zijn. Behalve in de kerktoren werkte Jan op 'het hof' en in de toren
van het stadhuis. Met 'het hof' kan óf Zandenburg zijn bedoeld óf het slot
Magdalon op de hoek van de Wagenaarstraat en de Baljuwstraat.
Omdat door de handel en welvaart het inwonertal van de stad in de
vijftiende eeuw fors toenam, werd de kerk te klein en moest er een grotere
worden gebouwd. Vermoedelijk is men hiermee begonnen toen het
metselwerk aan het nieuwe stadhuis op de Markt was voltooid (najaar
1476). Omdat het stadhuis ontworpen en gebouwd is onder leiding van
Evert Spoorwater, zal hij ook het ontwerp voor de nieuwe kerk hebben
gemaakt. Na zijn overlijden (1479) sloten Wolfert van Borselen (Heer van
Veere) en meester Jacob Janszn. op 13 december 1479 een contract met
meester Anthonis Kelderman, steenhouwer te Mechelen: 'Te weten, dat die
zelve meester Anthonis angenomen heeft voirt te ordineren die nijeue kercke
ende meester dair af te zijn', waarvoor hij 2 schell. gr. Vis. per dag zou
ontvangen. Twee jaar later werd het uurwerk uit de oude kerktoren
genomen en in de stadhuistoren geplaatst. Daarna kon men de kerktoren
afbreken omdat hij plaats moest maken voor het nieuw te bouwen
transept.15
Voor de nieuwe kerk leverde de Mechelse klokkengieter Pieter Waghevens
zes klokken. In 1484 hingen ze waarschijnlijk al in de toren, want in dat jaar
is er voor het eerst sprake van betalingen aan de klokkenluiders.16 Volgens
J.W. Perrels hadden de klokken de volgende namen: het priemklokje (dat
vermoedelijk hing in het angelustorentje op het kruis van het middenschip
en het transept) om een sein te geven, de klokken 'Bastiaen', 'Anna', 'Adolf
en 'Jan' en de grote luidklok, die geen naam had. Net als bij de klokken in
de kerktoren te Kapelle, die door dezelfde klokkengieter gegoten zijn, stond
er waarschijnlijk op gegraveerd: 'Bastiaen is mynen name', 'Anna is mynen
name', etc. Jacob Ermerins schrijft over de grote klok dat de galm ervan tot
in Zierikzee te horen was.17 In de kerkrekening over 1566 is naast betaling
voor het luiden der klokken een post opgenomen waarin negen pond Vis.
werd uitbetaald aan 'den klockspeelder ofte baingnerman'. Hieruit blijkt dat
een beiaardier de klokken af en toe heeft bespeeld.
Op 19 januari 1547 werd door baljuw, burgemeesters en schepenen een
nieuwe ordonnantie op de klokkenluiders gemaakt. Er moesten er altijd zes
zijn, die aangesteld werden door de kerkmeesters. Boven in de toren stond
een zandloper, die na tien minuten leeggelopen was, zodat men altijd de