Aflevering 160 zomer 2008
extra betonning en begeleiding van het scheepvaartverkeer, zodat voor
anker liggen en duiken verantwoord was.
Afb. 1. Het duikschip
op locatie boven het
wrak (zuid van de
Sloehaven). Direct
achter het schip ziet
men de speciaal voor
het werk geplaatste
kardinale zuidton en
daarachter kijkt men
in zuidoostelijke
richting de
Westerschelde in foto
Arent Vos/RACM).
Onder water is gewerkt volgens de vaste methodiek, waarmee het duikteam
altijd in dit soort omstandigheden te werk gaat: na een eerste oriëntatie
werd op strategische punten een web van meetpunten over het wrak
uitgezet. Met een meetlint zijn de onderlinge afstanden gemeten en met een
dieptemeter de onderlinge hoogteverschillen. Met het speciaal voor de
onderwaterarcheologie ontwikkelde computerprogramma webit is daarmee
nauwkeurig de onderlinge positie van alle meetpunten berekend en in kaart
gebracht. Hierna hebben de duikers, gewapend met duimstok, watervaste
potloden en tekenbord de vindplaats zo goed mogelijk in zijn onderlinge
verband geschetst. Steeds werden daarbij de meetpunten gebruikt ter
oriëntatie en meegenomen op de schetsen als referentie. Alle
deeltekeningen zijn boven water op basis van de meetpunten
aaneengesmeed tot één overzichtstekening. Deze werkwijze is voor
verkenningen onder water een acceptabel compromis tussen snelheid van
werken en nauwkeurigheid. Helaas kon in dit geval het werk niet worden
afgerond met een systematische videodocumentatie. Het onderwaterzicht
liet dat gewoon niet toe: maximaal 40 cm, doch meestal minder. Er is in
deze drie weken alleen boven op het plateau (maximum duikdiepte 23 m)
gewerkt. Om duiktechnische redenen is niet 'even' in de diepte gekeken of
zich daar eventueel nog belangwekkende resten bevinden.2