Aflevering 160 zomer 2008
ballaststenen. Overal zijn hier de holocene en zelfs de pleistocene
afzettingen volkomen weggeërodeerd. Op deze locatie wordt de zeebodem
gevormd door een fossiel sediment, dat door geologen wordt
gedetermineerd als 'overduidelijk een schelpenbank uit de Formatie van
Oosterhout'.1 Deze afzetting werd gevormd in het Plioceen en is meer dan 2
miljoen jaar oud.
Het zuidelijk uiteinde van de site wordt gevormd door het vlak, dat hier
weer onder de ballaststenen uitsteekt. Het vertoont een lichte slagzij over
oost. Het profiel van het schip houdt hier het midden tussen U- en V-
vormig, wat betekent dat we hier in ieder geval richting voor- of
achterschip zitten. De constructie, waarbij inbegrepen het zaathout, steekt
tot twee meter uit het talud en is volkomen onderslepen door de
noordwaarts migrerende buitenbocht van de stroomgeul. Van de kiel is hier
geen rest meer aanwezig. Een duiker kan zich onder het zaathout laten
zakken tot een meter of dertig. Hier is het (mogelijke) voorschip al in de
diepte gestort. Men kan wel zeggen, dat dit wrakfragment de
spreekwoordelijke uitzondering is, die de regel bevestigt. De Westerschelde
is immers een jonge rivier, die is gevormd door extreme erosie. Het
dagzomende Plioceen bevestigt dat we! heel duidelijk. De verwachting, dat
hier ooit oude scheepsresten zouden worden aangetroffen, was slechts
klein. Deze negatieve verwachting is door de auteur eerder in dit tijdschrift
uitgesproken en beargumenteerd.5 Ook de ervaringen elders hebben
geleerd, dat de overlevingskansen voor historische scheepsresten, die
vrijspoelen uit de beschermende sedimenten erg klein zijn.6
Binnen het vlak zijn tussen de ballaststenen diverse interessante details te
vinden. Zo zijn er sporen van binnenbetimmering in de vorm van een stuk
bekisting in de kim, mogelijk bedoeld ter bescherming van een pompkoker,
en ook van een dwarsschot. Deze elementen waren gesitueerd onderin het
ruim. De nog tussen de ballaststenen resterende hoogte zal echter niet
meer zijn dan maximaal ongeveer één meter midscheeps.
Overal, waar de scheepsconstructie onder en tussen de ballaststenen
bereikbaar was, waren ook resten van een zogenaamde slietenvloer te
vinden, een soort verhoogde laadvloer. Deze ligt nog boven de wegering
(binnenhuid) en was meestal bedoeld om de lading beter droog te houden,
of mogelijk in dit geval ook om de wegering te beschermen tegen de zware
ballaststenen. Dergelijke slietenvloeren zijn door het voormalige NISA vaker
aangetroffen in schepen, zowel in de IJsselmeerpolders als ook onder
water. Het lijkt dan vooral te gaan om wrakken uit de late Middeleeuwen en
de vroege Nieuwe Tijd. Deze slietenvloer, voorzover waarneembaar, bestaat
uit vele dunne rondhoutjes (geen eiken) in dwarse richting van het schip.
Ze zijn in langsscheepse richting afgedekt met dunne plankjes,
waarschijnlijk van eikenhout en qua afmetingen gelijkend op tonduigen.
Vóór (zuid) in het schip, waar het vlak een klein stuk vrij ligt, omdat daar
de ballaststenen in de diepte zijn verdwenen, is te zien dat de dunne
dwarsscheepse stammetjes aan weerszijden van het zaathout zijn
ondersteund door net even dikkere, ronde stammen, zo te zien van
naaldhout.