Aflevering 160 zomer 2008
Ook waren over de hele lengte zogenaamde kattesporen aanwezig. Dat zijn
constructiedelen die als extra (dwars)verbanden aan de binnenkant op de
wegering konden worden aangebracht. Dit waren geen standaardonderdelen
in alle schepen, maar ze werden wel toegepast in (voor de tijd) zeer grote
schepen, of ook wel in oudere schepen, waarvan de verbindingen door het
vele 'werken' van de constructie op zee waren verzwakt. Ze werden
waarschijnlijk ook gebruikt als een van de aanpassingen, die nodig waren
om handelsschepen om te bouwen tot oorlogsschip, dat veel geschut moest
kunnen bevatten. Men moet zich eens voorstellen wat een kracht er op de
scheepsconstructie werd uitgeoefend als een complete laag geschut vuur
gaf, of alleen al door het gewicht van enkele tientallen kanonnen hoog in het
schip. In die tijd was het in onze streken nog zeer ongebruikelijk speciaal
een oorlogsschip te bouwen. Een gespecialiseerde marine met een grote,
staande vloot, zoals in Engeland, was in de rest van Noord-Europa nog een
uitzondering. Meestal werden geschikte schepen voor de duur van een
vlootoperatie gehuurd of gekocht of geconfisqueerd en omgebouwd en
aangepast voor de tijdelijke functie. De aanwezigheid van zoveel
kattesporen in dit geval zou daarom kunnen wijzen op zo'n aanpassing van
handelsschip tot oorlogsschip. Het was zeker een (voor de tijd) behoorlijk
groot, zeegaand schip. Op basis van de dimensies van de gevonden
onderdelen is aan te nemen, dat het schip oorspronkelijk een lengte over de
kiel moet hebben gehad van tenminste 30-35 m. Voor de totale lengte moet
men dan denken aan 35-40 m. Ofschoon dus een groot schip was het met
zijn op de kiel 22 tot maximaal 32 cm brede leggers niet écht heel zwaar en
primair bedoeld als oorlogsschip gebouwd.
Tussen de stenen zijn diverse scherven keramiek, glas en kleipijp
aangetroffen, maar feitelijk steeds bovenop de bult, want er is niet
gegraven. Heel vaak moet na analyse worden geconcludeerd, dat hoog in
een wrak aangetroffen voorwerpen van elders zijn ingespoeld en niet, of
althans niet met zekerheid bij het betreffende wrak horen. Zo ook hier.
Datering van de diverse scherven en voorwerpen in ruwweg de periode
1500-1950 bevestigt dat nog eens duidelijk. Van de voorwerpen, die qua
datering wel bij het wrak zouden kunnen horen, kan pas in een later
stadium, na een eventuele opgraving, met meer zekerheid worden bepaald
of ze inderdaad van origine uit het wrak afkomstig zijn. Uit gesprekken met
lokale duikers en vissers blijkt bovendien, dat in deze omgeving jarenlang
met visnetten is gesleept op zoek naar oude wrakken en dat enkele
honderden meters oostwaarts een locatie vroeger bekend stond als 'het
baardmannenwrak'. De diverse scherven aardewerk, steengoed en
dergelijke zijn daarom in deze fase minder geschikt voor datering van de
vindplaats. Wat wel zeker bij het vondstcomplex hoort zijn de bakstenen,
die naast natuurstenen (mogelijk uit Öland, Zweden) deel uitmaakten van
de ballast en wijd verspreid in de bult kunnen worden gevonden. Er zijn
twee types aangetroffen. Eén is van een geelbakkende klei (17,5 x 8,2 x 3,8
cm) en niet nader te dateren dan 'in de 16de of 17de eeuw'. In het bijzonder
echter de oranjerode, nog enigszins op een kloostermop gelijkende
baksteen (22,5 x 11,0 x 5,6 cm) is geschikt voor datering van dit wrak. P.
Kleij, die het materiaal heeft onderzocht, zegt hierover: 'vanwege de
grootte is een 16e-eeuwse datering zeer aannemelijk, maar iets vroeger
moet ook niet worden uitgesloten.'7