'Denk nooit aan Betje Wolff of denk aan Aagje
Deken'
Aflevering 161 herfst 2008
Pau Heerschap
'Chatten' in de 18de eeuw
In een aantal nieuwbouwwijken in Nederland is wel een Betje Wolff en Aagje
Dekenstraat te vinden. Het zou interessant zijn om zomaar eens bij een
aantal bewoners aan te bellen en de vraag te stellen, wat ze zich
voorstellen bij die namen. 'Schrijfsters van vroeger' zal in de meeste
gevallen het antwoord zijn, want uit het plaatselijk nieuwsblaadje weet men
meestal wel dat men in de schrijverswijk woont. In het gunstigste geval zal
de naam 'Sara Burgerhart' vallen, omdat iemand zich nog vaag het
uittreksel herinnert dat voor het boekenlijstje op de middelbare school
ingestudeerd werd. Voor de meesten zullen deze dames een wat schimmig
bestaan leiden en dat is jammer, want de producten van vooral het
epistolaire talent van beide dames verdienen beter.
Tegenwoordig zouden we dat chatten noemen, die oneindige
briefwisselingen die ontwikkelde personen in de 18de eeuw met elkaar over
van alles en nog wat voeren. Vaak gaat het over heel geleerde
onderwerpen! Niet alleen heren, maar ook geleerde dames nemen
regelmatig de ganzenveer ter hand om een brief neer te pennen over een of
andere kwestie.
Betje verstaat de kunst om levendige en humoristische brieven te
schrijven, die tot op de dag van vandaag nog boeiend zijn. Door haar
brieven leren we niet alleen haar persoon goed kennen, maar komen we
ook veel te weten over het maatschappelijk leven van het Nederland van de
tweede helft van de 18de eeuw. Omdat veel van de correspondentie
bewaard gebleven is, zowel de uitgaande als de inkomende brieven, zullen
we de dames en hun correspondenten zo veel mogelijk zelf aan het woord
laten. Het is onmogelijk om alleen Betje voor het voetlicht te laten treden;
met haar vriendin Aagje vormde ze na de dood van haar man, ds. Wolff, een
onlosmakelijk schrijversduo. Zelf maakt Betje daarover eens de opmerking:
'Denk nooit aan Betje Wolff of denk aan Aagje Deken.1
Vlissingen
Elisabeth Bekker wordt als jongste kind van de bemiddelde koopman Jan
Bekker en diens vrouw Johanna Boudrie, beiden lidmaat van de
Nederduitsch Gereformeerde Kerk, op 24 juli 1738 te Vlissingen geboren.
Het gezin bestaat verder uit drie jongens (Laurens, Matthijs en Jan) en nog
een dochtertje: Christina.
Betje groeit op in een traditioneel gereformeerd gezin. Op haar zestiende
doet ze belijdenis van haar geloof, na het bestuderen van het vragenboekje
Voorbeeld der Goddelijke waarheden door ds. A. Hellenbroek, een boekje
dat tot op de dag van vandaag nog gebruikt wordt in ultraorthodoxe
kerken.
In de roman Willem Levend staat de volgende passage:
'Ik: Toen ik zestien jaar was, zeide ik mijn lesje zo glad op, dat ik zonder
hapering werd aangenomen.
Dominé: En is de Jufrouw by die denkbeelden altyd gebleeven?
Ik: Myn goeije Dominé, wat zal ik daar veel op zeggenIk geloof niet dat