Aflevering 161 herfst 2008 een meisje van zestien jaar veele Godsdienstige denkbeelden heeft, of kan hebben. Ik leerde Hellenbroek, en dat was alles.2 Toch krijgt Betje een verlichte opvoeding. Daarbij hoort ook het lezen van filosofische boeken en het onderhouden van een uitgebreide correspondentie met geleerde vrienden. Betje beschikt over een goed verstand en een levendige geest. Ze laat graag merken dat ze veel leest en van veel zaken op de hoogte is. Dat brengt haar soms in botsing met orthodoxe gelovigen, ook uit haar eigen familie, in het bijzonder met Laurens, haar oudste broer. Tot haar lievelingslectuur behoort de verhandeling An Essay on Man van Alexander Pope Betje op 16-jarige leeftijd. In haar hand heeft ze haar lievelingsboek van Alexander Pope: An Essay on Man'. Van deze pentekening bestaat het origineel niet meer. De afbeelding is ons overgeleverd als een foto. Betje is klein van gestalte en ze vindt zichzelf geen schoonheid: 'Ik ben nooit geweest hetgeene men eene schoone vrouw noemt, maar l'irrésistible en charmant air de plaire heb ik in vergoeding daarvan ontfangen. Myne zuster is eene beauté. Dog haal me de drommel! ik kaapte alles voor haar neus weg wat het hart had. Op 'Altyd wel' te komen en smaak had'3 Ze heeft van jongst af al aan een een zwakke gezondheid: 'Reeds nog maar een tweejaarig kind zynde wierd zy reeds dikwyls, nadat zy weinge oogenblikken tevooren, nog vroolyk in de kakstoel zat te speelen, voor dood uit dezelven opgenoomen, dan had zy hevige koortsen die dikwyls tweeendertig uuren duurden, de koorts ging af en zy liep weer vroolyk speelend daar heen.4 Op haar zeventiende raakt ze smoorverliefd op Matthijs Gargon, een berooide gewezen vaandrig uit het Staatse leger. Ze laat zich door hem schaken, om zo haar milieu te ontvluchten. Ze krijgt echter spijt en is na enkele dagen weer thuis. Samen met haar geliefde wordt ze door de kerkenraad onder censuur gesteld. Het voorval geeft aanleiding tot veel roddel in Vlissingen en de kans op een eervol huwelijk in die stad is nu wel verkeken. Later schrijft Betje over deze kwestie: 'Met een hart, gescheurd tot aan de wortel toe, en wiens wonde na tien jaren treurens, nog niet nalaat somtyds eens te bloeden, heb ik de verrukkingen eener jeugdliefde betaalt.5 Dan komt ds. Wolff in haar leven. Ze kent hem, omdat ze al met hem correspondeert. Hij is sinds 1730 predikant in het Noord-Hollandse Middenbeemster en is enkele jaren weduwnaar. Op 9 oktober 1759 komt de dominee in Vlissingen aan en nog dezelfde dag verlooft hij zich met de 21-jarige Betje. Broer Laurens beroddelt 'soo een vuyl ding' in een brief aan de op dat moment in Parijs verblijvende chirurgijn David Henry Galandat, een huisvriend van de Bekkers: 'Nu wel aen gy kend in Vlissingen wel Eene Juff. Elizabeth Bekker, Ja zegt

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 20