Aflevering 161 herfst 2008 kan. Ook lijd zij van tijd veel aan heevige krampijnen in de borst en ik heb het heel lastig, door remethieke en jichtpijnen. Naschrift van Betje Wolff: 'Lieve Jan, ik onderteken alles wat mijne vriendin geschreven heeft ik voeg u alleen by, dat vermoeitheid (S groote verzwakking my beletten anders dan van myne Drukkers te schimpen, wyl wy moeten zien eer aan onze zaken te blijven doen. Met verlangen liefde zien wij u tegemoed, een bf van u zal ons zeer aangenaam zyn, wy beiden blyven uwe liefhebbende Tantes Wolff Deken. 's Hage 13 febr. 1800'13 Betje en Aagje in 1798, toen ze op uitnodiging van hun weldoener Jan Poppo van Canter (1722- 1800j in Friesland logeerden. Miniaturen door Pieter C. Groenia, 1798. In de zomer maken de dames nog een reis naar het zuiden. Ze verblijven negen weken in Zeeland en Brabant. Op de heenreis reizen ze mee op het jacht van de heer Loïzen, die koopman is in Vlissingen. Ze verblijven bij familie in Vlissingen, bezoeken Ossendrecht, waar ze logeren bij de Van Crimpens, Breda, Sas van Gent, Lillo en Antwerpen. In oktober vertonen zich bij Betje de eerste verschijnselen van het ingewandscarcinoom, dat haar leven voortaan tot een kwelling maakt. Omdat ze nauwelijks meer in staat is tot schrijven, werkt Aagje nu voor twee. Op 2 april van het jaar 1802 krijgt Ds. Adrianus van Crimpen vervroegd emeritaat. Hij verhuist met zijn vrouw naar Den Haag, waar hij op 19 april reeds overlijdt. Wolff en Deken gaan nu inwonen bij Jansje Teerlink, weduwe A. van Crimpen. In hetzelfde jaar verschijnt hun laatste werk Geschrift ener bejaarde vrouw (2 dln.). Door sommigen wordt dit beschouwd als een autobiografie, maar omdat het geschreven is door én Wolff én Deken moet het gelezen worden als fictie. Het verhaal, waarin de bejaarde hoofdpersoon Mietje terugblikt op haar leven, is eigenlijk een overzicht van alle ideeën die de beide dames eerder over godsdienst, burgerschap en vooral over opvoeding in gedichten, romans en verhandelingen verkondigd hebben. Als twee

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 30