Aflevering 161 herfst 2008 Schönfeld iets opgezet dat hem lag, wat hij graag deed, en dat heeft hij tot zijn dood gedaan. Zodoende ben ik ook persoonlijk meer met Achterberg in contact gekomen. Ik heb hem bijvoorbeeld het motief voor zijn Spel van de wilde jacht aan de hand gedaan. Hij wilde schrijven over iets met een volkskundig motief. Toen heb ik er verschillende genoemd, onder andere dat spel van de wilde jacht. Daar is de bundel toen uit voortgekomen.' 'Persoonlijk meer met Achterberg in contact.' Betekent dit 'meer' dan toch dat er eerder al persoonlijke contacten waren? Spel van de wilde jacht (1957), een cyclus van 43 gedichten, is door de kritiek niet bepaald juichend ontvangen. Het werk ontlokte aan Meertens een essay in Maatstafnaar zijn zeggen op verzoek van Achterberg zelf, 'toen hij merkte dat de mensen eigenlijk niet begrepen wat hij eigenlijk bedoeld had.'8 Het was een van zijn weinige studies op letterkundig gebied, deelt de op het letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw gepromoveerde Meertens zelf mee, 'want dat is een deel van mijn werk dat ik noodgedwongen wel heel sterk heb moeten verwaarlozen.' Meertens' bijdrage aan Maatstaf behelst een brede, hermeneutische benadering van Spel van de wilde jacht, met verwijzingen naar het sterk magische karakter van Achterbergs poëzie en zijn ook in andere bundels blijkende voorliefde voor 'het sprookjesjargon'. Niets echter over verzonken steden en bovennatuurlijke klokken, géén verwijzing naar 'Reimerswaal' of Limiet. Meertens en Achterberg behoorden weliswaar tot dezelfde 'familie spirituelle', aldus P.J. Koets in 1982.9 Maar PJ. Meertens hun persoonlijke betrekkingen begonnen pas in 1946 met de relatie omstreeks 1935. werkgever-werknemer, moeten we wel aannemen, en nam pas later een meer persoonlijk, zelfs min of meer vriendschappelijk karakter aan. Achterberg zal de stof voor 'Reimerswaal' dus 'op eigen kracht' gehaald hebben uit Sinninghe's Zeeuwsch Sagenboek, één deel uit een hele reeks, door Sinninghe gepubliceerd in de jaren dertig en de oorlogsjaren; een reeks die in tal van bibliotheken en instellingen in het land op de plank stond (en staat). De faam van Reimerswaals luidende klokken is uiteraard ook in andere compilaties doorgedrongen die Achterberg kan hebben geraadpleegd (vreemd genoeg niet in Nederlandse overleveringen uit 1932 van K. ter Laan, wiens Folkloristisch woordenboek Achterberg later raadpleegde voor Spel van de wilde jacht). Het gegeven van de Reimerswaalse klokken raakte in de loop van de tijd zo bekend dat het nog in 1977 als volksverhaal werd opgetekend uit de mond van een zegspersoon uit de regio Bergum in Friesland.10 Het is bekend dat deze vertellers, doorgevers binnen een 'mondelinge traditie' naar lang is aangenomen, zelf vaak óók met grote belangstelling de beschikbare sagenboeken doornamen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 39