Aflevering 161 herfst 2008 gedwarsboomd door haar moeder. Zij zag een verbintenis met de eenvoudige volksjongen, die op kosten van anderen ging studeren, niet zitten. De jonge Bellamy bezong Fransje keer op keer als zijn 'Fillis'. Deze Gezangen mijner jeugd werden nog hetzelfde jaar uitgegeven. Later erkende Bellamy: 'De uitgave dier kleinigheden is, buiten twijffel, al te overhaast geweest; er zijn verscheidene nietsbeteekenende stukken in, en veele anderen niet genoeg beschaafd'.4 In Utrecht aardde hij goed. Hij kwam in contact met het letterkundig studentengezelschap Dulces ante omnia Musaewaar hij onder andere de dichter Jan Pieter Kleyn ontmoette. Zijn populariteit in de Utrechtse studentenkringen steeg ten top in de patriottentijd. De Vierde Engelse Oorlog dreigde. Onder het pseudoniem Zelandus publiceerde hij patriottische verzen die in 1783 onder de titel Vaderlandsche Gezangen gebundeld werden. Binnen de Utrechtse groep groeide hij uit tot leidinggevend literair criticus. Hij sprak een voorkeur uit voor het rijmloos vers en benadrukte de eis van oorspronkelijkheid. Hij schreef met zijn vrienden de tijdschriften Proeven voor het Verstand, den Smaak en het Hart en De Poëtische Spectator. Een derde bundel werd voorbereid en uitgegeven: Gezangen (1785), een verzameling 'oden' zoals hij ze zelf noemde, met als leidmotief 'het wandelen op den weg des levens', vol voorgevoelens over een naderende dood. Zijn fysiek geeft een tegenstrijdig beeld. Hij leek sterk, maar in zijn brieven klaagde hij regelmatig over zijn gezondheid. 'Ik ben zo verkouwd, dat ik niet zien kan. Vaarwel.' Hij leed vaak aan hoofdpijn, kiespijn, koorts en podagra (jicht in de voet) en raakte gedeprimeerd door zijn ongelukkige liefde en door het vooruitzicht dominee te moeten worden: 'Ik ben Melancholiek! - ik heb pijn in mijn ziel en in mijn voeten!' 5 Na de kerstvakantie in Zeeland, keerde hij in februari 1786 ziek in Utrecht terug. Op 11 maart overleed hij aan 'eene koorts- en slijmziekte, uit zware [en verwaarloosde] verkoudheid ontstaan'.vl Nog voordat het doodsbericht Vlissingen had kunnen bereiken (wegens 'besloten vaart'), werd hij door zijn vrienden begraven in de St.-Nicolaaskerk te Utrecht. Fransje Baane zocht steun bij de schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken op Lommerlust in Beverwijk. Ze schreef: 'Ik heb alles, alles verloren'. In 1837 overleed ze, ongehuwd, te Goes. Bellamy versus Van Alphen De achttiende eeuw is in de Nederlandse letteren de eeuw van Verlichting en van sentimentalisme. De ontwikkeling van het vrije, kritische denken en de ontplooiing van de burgerlijke middenklasse kwam in het literaire leven tot uiting in de verschijning van spectatoriale geschriften (als eerste De Hollandsche spectator v&n Justus van Effen in 1731), de bloei van de literaire genootschappen en een groeiende deelname van vrouwen, zowel lezend als schrijvend. Op het eerste gezicht lijkt Bellamy prima in dit Verlichtingsklimaat te passen: hij was lid van een dichtgenootschap en mede-oprichter van De Poëtische Spectator, een kritisch literair tijdschrift dat als doel had 'het aanwijzen van goed en kwaad in de werken van onze nog levende dichters'. Aanvankelijk onderging Bellamy geheel andere invloeden. Als jongen schreef hij hoogdravende, Godenvolle rijmen naar voorbeelden van Antonides, Zeeus en Poot. Rond 1779 sloeg hij de weg in

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 47