Aflevering 161 herfst 2008
zelfs plagiaat van de Oden van J.P. Kleyn en van zijn eigen Gezangen mijner
jeugd. En dat terwijl Van Alphen in zijn Theorie der schoone kunsten en
wetenschappen juist de nadruk had gelegd op de noodzaak oorspronkelijk
te zijn. Bellamy sloeg Van Alphen met diens eigen woorden om de oren.10
Later betreurde hij deze aanval. Hij reageerde dan ook verheugd toen ruim
een jaar later Van Alphen, eveneens anoniem, een vriendelijke bijdrage
voor De Poëtische Spectator instuurde. Bellamy schreef een bedankbrief en
herhaalde zijn credo: 'Ik wenschte dat onze dichters wat meer, uit hunne
eigene oogen leerden zien'.11
Rhijnvis Feith (1753-
1824), door Pelletier/
L.A. Claessens
'Wanneer mijn hand mijn hart niet volgen kon'
Inmiddels had Bellamy in 1784 gebroken met het dichtgenootschap
Kunstliefde spaart geen Vlijt. Zijn inzending Aan God was afgewezen,
'vermits kortlings een keurig Dichtstuk (onder deezen tijtel) van Mr. R.
Feith, is uitgegeven, en Gij gaarne bekennen zult, dat dit het uwe verre
overtreft'.12 Rhijnvis Feith wordt gezien als de belangrijkste
vertegenwoordiger van het sentimentalisme in de Nederlanden. In zijn
briefroman Julia uit 1783 trachtte hij met exaltaties en veel leestekens
uitdrukking te geven aan het onzegbare. De stroming vierde vooral hoogtij
in de ons omringende landen. In 1778 verscheen de Nederlandse vertaling
van A Sentimental Journey Through France and Italy van Laurence Sterne.
Bellamy en zijn vrienden waren enthousiast en
ondertekenden in onderlinge briefwisseling met
Yorick en Toby, personages uit het boek.
Hoewel Bellamy's werk niet van sentimentaliteit
ontbloot is, stak hij al gauw de draak met wat hij
noemde 'de sentimentele ziekte'. Samen met zijn
kornuiten van het Utrechts genootschap schreef hij
Eenige reisfragmenten en anecdoteswaarin op een
aparte bladzijde allerhande leestekens waren
afgedrukt, met het verzoek aan de lezer om ze zelf
in het werk in te vullen. In de parodie Fragment uan
eene sentimentele historie schetste Bellamy de
totaal verschillende reacties van twee broers, de
ene sentimenteel, de andere niet, op een brand in
een landhuis waarin zich een slapend meisje
bevindt. In de inleiding van de eerste Poëtische
Spectator (1784) noemde Bellamy de meeste
sentimentele dichters 'slaafsche navolgers, zonder
ziel, - zonder eenig dichterlijk gevoel.'
Als Bellamy niet tot de Verlichting valt te rekenen
en geen sentimentalist is, tot welke stroming
behoort hij dan wél? De sentimentele periode wordt
ook wel pre-romantiek genoemd. Hiertoe rekent
men gemakshalve Van Alphen, Feith en Bellamy
gezamenlijk."111 Aan het gebruik van deze term
kleven wel wat bezwaren. Je kunt je afvragen of een
typering die gebaseerd is op kennis van latere ontwikkelingen recht doet
aan de historische positie van de schrijvers. Ook Duitsland kende een
Frühromantik, maar daaraan ging nog een stroming vooraf, de Sturm und