V-V- - A h XS'lÏU(N I Aflevering 161 herfst 2008 Drang, de periode van 1767 tot 1785. Bellamy's tijdspanne valt er mee samen. Ook inhoudelijk is er het nodige van Bellamy in te herkennen: de verheerlijking van het genie (samen met Jan Hinlópen, Sebald Fulco Rau en Willem Carp vormde hij een kwartet 'genialische vrienden'), het gevoel dat het verstand verdrong Klonk somts een valsche toon uit mijn gespannen snaren, 't Was dan, wanneer mijn hand mijn hart niet volgen kon'4), het in opstand komen tegen de heerschappij van regels, en de nieuwe, invoelende relatie van de kunstenaar ten opzichte van de natuur. Neen! Ik wensch me een stille woning, Aan eengroenen waterkant, En een boschje, dat zijn schaduw Op mijn needrig dak verspreidt. En, wanneer mijn schoone dagen Vrolijk zijn voorbij gegaan, Hemel, geef me in Fillis armen, Dan een stille, zachte, dood! (Uit: Mijn Wensch) Ook Nijland, schrijfster van een lijvige biografie, stipte even Bellamy's overeenkomst met deze stijlperiode aan. In een droefgeestige brief aan zijn jeugdvriend, de schilder Gabriël Manne, las Nijland een 'onbewuste sturm und drang'.12 Boudewijn Büch zag overeenkomsten tussen de levensloop van Bellamy en Goethes Die Leiden des jungen Werthers. Uiteindelijk voelde Bellamy zich nog het meest verwant met het gevoelschristendom van de Zwitserse predikant en physiognomist Johann De gedenksteen die in 1880 is aangebracht aan de gevel van Bellamy's geboortehuis, aan de Oude Haven oostzijde, nu: Bellamypark 30, Vlissingen foto Flip Feij). In 1825 is in de Utrechtse St.- Nicolaaskerk een plaquette geplaatst ter ere van Bellamy. Verder kent Utrecht een Bellamystraat. In Amsterdam is een plein, straat en een dwarsstraat naar hem vernoemd. (r rb oren 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 50