Aflevering 161 herfst 2008 werden naar schatting tussen de 490 en 520 schepen uitgereed. Daarvan werden er slechts 52 opgebracht. De opbrengst hiervan woog echter op tegen de kosten die de WIC voor uitrusting van haar kruisers maakte. Eenmaal opgejaagd en klemgezet gaven smokkelschepen zich op de Afrikaanse kust vaak zonder geweld over, waarna de bemanning een goede behandeling kon verwachten. Meestal konden de goed bezeilde en wendbare schepen de WIC uit handen blijven. Dat veranderde na de Negenjarige Oorlog. Het is dan ook opmerkelijk dat Paesie zijn onderzoek nogal arbitrair rond 1700 laat aanvangen, terwijl juist in het mini- interbellum 1697-1702 een enorme toename van lorrendraaierij valt te bespeuren: 1697 was dus een betere startdatum geweest. Veel zwaarbewapende kaperschepen uit de Negenjarige Oorlog werden voor de smokkelhandel ingezet en konden wedijveren met de kruisers van de WIC. In december 1718 werd het WIC schip de Faam in een gevecht samen met de Hollandia tegen de lorrendraaiers Jager en Vergulde Vrijheid tot zinken gebracht. Een schot in de kruitkamer maakte dat het schip explodeerde en 117 opvarenden de dood vonden. Bij het bekendmaken van het nieuws brak er in Zeeland grote vreugde uit. De meeste Zeeuwen hadden dan ook meer belang in de smokkelhandel dan dat zij verdienden aan de WIC. Veel Zeeuwse smokkelreders bezaten ook aandelen WIC, zodat ze de vergaderingen bij konden wonen en met voorkennis konden handelen. Die dubbele houding van vele reders vond pas breed ingang in de achttiende eeuw. Paesie vermeldt wel dat de Zeeuwse opstelling jegens vrijstelling van het handelsmonopolie van de WIC veranderde na de vrede van Münster, maar verzuimt dit proces nader uit de doeken te doen. In het derde kwart van de zeventiende eeuw is de omslag plotseling daar en zijn de Zeeuwen de smokkelaars geworden, terwijl de Amsterdammers nu juist voor de WIC ijveren (hoofdstuk 1). Vanaf 1720 ging de WIC een harde lijn volgen tegen de lorrendraaiers. De wetgeving werd aangescherpt; de nooit voltrokken doodstraffen werden omgezet in werkstraf op het fort, beter bemande en zwaarder bewapende kruisers werden ingezet (zoals de Nieuwe Faam). De WIC ging de ervaren schippers uit de smokkelhandel zelf in dienst nemen, ging regelmatig op het smokkeleiland Sint Eustatius varen en liet beslag leggen op gelden en effecten van lorrendraaiers. Een vreemde opmerking in dit verband is dat Paesie spreekt van een geweldige toename van de zeeroverij omstreeks 1720, maar deze bevond zich toen op zijn toppunt en werd daarna snel door de Engelse marine de kop ingedrukt. In 1718 had zelfs al een algeheel pardon plaatsgevonden (p. 66), hetgeen veel zeerovers deed besluiten hun activiteiten te staken. In 1730 gaf de WIC de handel van en op Afrika vrij tegen betaling van recognitie. De meeste smokkelaars hadden hun geld inmiddels belegd in de Middelburgse Commercie Compagnie, die spoedig op dit gat in de markt insprong: kennis was immers al aanwezig. In het boek zijn veel foto's terug te vinden over de Afrikaanse plaatsen van handeling in deze studie: Paesie bezocht ze in de loop van zijn onderzoek voor het grootste deel. Verder is er uiteraard een lijst van afkortingen, zijn er veel overzichtelijke tabellen en een uitgebreide bijlage waarin onder meer alle getraceerde lorrendraaiers staan vermeld en ook hun opdrachtgevers en borgstellers. Er is een uitgebreide bronnenverwijzing,

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 54