Aflevering 161 herfst 2008 67 combinatie zijn van informatie en ontspanning. Als straks de afdeling Kunstgeschiedenis in de redactie begint mee te draaien, dan kan het nog mooier worden. Het sterke van Nehalennia is, dat het diverse onderwerpen aanbiedt. Niet te zware kost, maar ook niet te licht. Je was ook de man achter het digitaliseren van het Zeeuws Woordenboek. Hoe ging dat? Zoals ik al zei, stelde men in Gent het Woordenboek van Vlaamse Dialecten samen. Daar zaten ze steeds in het Zeeuwse Woordenboek te bladeren. Maar dat waren allemaal Zeeuwse woorden. Daar was dus behoefte aan een ingang via Nederlandse woorden. Ik heb toen een woordenboek gesloopt en een paar proefblaadjes laten scannen. Op de Cidmar in Zelzate, via een kennis. Dat was geen succes, want het Zeeuws Woordenboek heeft verschillende lettertypes. Ik praat nu van 1994. Gelukkig kwam ik in contact met drukkerij Bareman in Terneuzen en die kon de pagina's vrij goed scannen. Die teksten controleerde ik en ze werden daarna nog twee keer gecorrigeerd door zo'n 25 mensen uit het hele land. Daarover voerde ik de administratie. Ik liep hele dagen naar het postkantoor. Zonder hun hulp was er echt niets van terechtgekomen. Van die gescande tekst hebben Miel Baecke en Jan van Haneghem toen een interactief woordenboek gemaakt, dat in 1999 in Sluis werd gepresenteerd. Dat is het woordenboek van Ghijsen, met verhaaltjes en oude foto's. De wetenschapper prof. dr. Jacques van Keymeulen uit Gent begeleidde ons en wist trots te vertellen dat we het eerste sprekende dialectwoordenboek ter wereld hadden gemaakt. Of het in het Guiness book of Records staat? Ik weet het niet. In elk geval was dat ook zo'n project van lange adem. inus Willemsen Waar hou je je tegenwoordig mee bezig? Eigenlijk vooral met de inhoud van Nehalennia en de vragenlijsten. Het verwerken van die vragenlijsten is toch iedere keer weer een hele klus. Maar wel dankbaar werk. Ik doe dat met veel plezier. Ik weet ook dat de mensen met veel interesse de lijsten invullen en opsturen. Soms moet ik nog eens bellen om verduidelijking van het antwoord. Dat zijn altijd geanimeerde gesprekken. Dan heb ik natuurlijk nog m'n stukje voor de PZC. Elke drie weken. Dat kost me eigenlijk niet veel moeite. En dan is er nog de jaarlijkse Zeeuwse Spreukenkalender. Dat gaat spelenderwijs. Wekelijks ga ik er even voor zitten. Het geheim van dat alles is regelmatig eraan werken en niets laten sloffen. Anders kom je jezelf tegen en wordt het een haastklus. En dan gaat het plezier er vlug af. Nog wensen voor de toekomst? Ja, zo nog een aantal jaren doorgaan. Verder nog een cursus Verhalen vertellen in dialect en Verhalen schrijven opzetten. Dat is al een paar keer aan me gevraagd. En dan niet alleen in Zeeuws-Vlaanderen, maar ook in de andere delen van Zeeland. Misschien kunnen we dat samen doen, Pau? Of

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2008 | | pagina 69