Aflevering 163 voorjaar 2009 9 In 1187 schonk Hendrik van Schoten, heer van Breda, Krabbendijke aan de Cisterciënzerabdij van Ter Doest en het eiland van Rilland aan de Cisterciënzerabdij van Ten Duinen. De heren van Breda waren er dus goeddeels in geslaagd de goederen van Nijvel aan beide Scheldeoevers in te palmen. Zij traden daarbij ook op als bezitters van de ambachtsheerlijkheden (waarover later meer) en feitelijk zelfs van de hoge heerlijkheid. In 1246 werd Hendrik Buffel van Schakerlo door de heer van Breda beleend met het officium (ambacht) van Agger, in 1257 ook het dorp Agger. Dit 12de/13de -eeuwse dorp lag vlakbij de splitsing van de Honte en de Schelde. De geleidetol in Agger voor de scheepvaart op de Honte, alsook de geleidetol in Zandvliet voor de Schelde, werden voor de heer van Breda geïnd door zijn homines ter plaatse. In 1288 zal Agger overstroomd zijn. In 1291 was kennelijk ook de tol van Agger verdwenen, immers dan bleken enkel nog de ambachtsheren van Valkenisse en Rilland de tolinning voor de heer van Breda te exploiteren. In 1273 deed Arnoud van Leuven als heer van Breda afstand van al zijn rechten op Rilland en omgeving. In 1312 herhaalde de heer van Breda de afstand van Rilland, nu inclusief Agger. Immers, rond 1300 kreeg de machtsuitbreiding van de graven van Holland in 'Zeeland Bewester Schelde' zijn beslag, ten koste van de graaf van Vlaanderen én de heren van Breda. Zeeuwse invloeden op de Brabantse Scheldeoever Heer Boudenspolder en Bergen op Zoom In de loop van de 13de eeuw zijn tussen de hoge terrasrand en de Schelde en de Eendracht diverse polders ingedijkt. Twee polderdorpen annex parochies zijn op deze Brabantse oever tot ontplooiing gekomen: Heer Boudenspolder (aan de Eendracht) en Hildernisse (aan de Schelde). Deze 'Waterkant' leek qua feodale structuur sterk op de tegenoverliggende Zeeuwse eilanden Tholen en Zuid-Beveland. Daar vormde elke plaats een eigen rechtsgebied, het ambachtdat eigendom was van een in principe onbeperkt aantal ambachtsheren. Elke ambachtsheer kon een kleiner of groter deel van de afzonderlijke heerlijke rechten bezitten, ooit wel een ambachtsportie genoemd. Die ambachtsporties waren erfelijk en door toepassing van het Zeeuwse recht tot in het oneindige deelbaar. Dat maakt het aannemelijk, dat de oorspronkelijke occupatie van de Brabantse rivieroevers vanuit Zeeland heeft plaatsgevonden. Ook de naam Hildernisse doet uitgesproken Zeeuws aan. In de sinds 1287 afzonderlijke heerlijkheid Bergen op Zoom heerste er sinds 1313 decennia lang een bestuurlijke crisis. Het kwam herhaaldelijk tot bloedige confrontaties tussen Zeeuwse en Brabantse partijgangers. Het geslacht Boutersem herstelde vanaf 1350 de orde. Zo is wellicht voorkomen, dat de heerlijkheid van Bergen in Zeeuwse handen zou vallen. De rollen werden omgekeerd: de heer van Bergen op Zoom ging de ambachtsporties in de polders aankopen. In 1393 ging o.a. de Noordlandpolder (bij Halsteren) aan de heer van Bergen over, maar wel 'onder het Zeeuws recht'. In 1477 volgde de Heer Boudenspolder. Jan II van Glymes kocht in 1471 zelfs ambachtsporties in het Zeeuwse Vossemeer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 13