Aflevering 163 voorjaar 2009 landen is het Zeeuwse recht uitgebreid met tal van regelingen, die in het Groot Plakkaatboek van Holland en Zeeland zijn te vinden. De reeds genoemde derde Zeeuwse landkeur van graaf Willem III van 1328 was echter in de vijftiende eeuw aan herziening toe. De eerste poging tot herziening vond plaats in 1441. De ridderschap schijnt gebruik te hebben gemaakt van de bijzondere omstandigheid, dat de Bourgondische regering zich tegenover de koning van Castilië verbonden had tot de opbrengst van vijftigduizend schilden, elk van 30 groten, en daarvoor geld van de Staten van Holland en van Zeeland moest vragen. Zoals reeds beschreven zou de herziening van de vierde keur pas plaats vinden in 1495 onder Filips de Schone. De Haagse conferentie vein 7 t/m 25 september 1452 In dit artikel is van belang de conferentie die plaats vond te Den Haag van 7 september 1452 t/m 25 september 1452 om, net als in 1441, te komen tot een herziening van de derde Zeeuwse Landkeur. Het gaat hier niet zozeer om de inhoudelijke kant van de herziening, maar meer om de vondst van een omschrijving van de declaratie van een van de leden die bij de conferentie in Den Haag aan tafel zat. Een simpele beschrijving van een declaratie van één van de leden ondersteunt echter de inhoudelijke beschrijving door R. Fruin van deze conferentie in zijn boek De keuren van Zeeland uitgegeven in 1920. Op 31 maart 1452 werd de graaf door de edelen, ridders, ambachtsheren en leenmannen van Zeeland een bede van 10 grote steenschietens van elk gemet land gedurende tien jaar toegestaan, op voorwaarde "dat den voirsyden lande een nyeuwe kuere (nieuwe keur) by him verleent ende geconsenteert soude worden, ende dat die gemaect ende bezegelt zoude wezen voir Sinte Jans dach decollatio die eerstcommende". Ten einde aan de op zich genomen verplichting te voldoen beriep de graaf de "ridderscepen ende edele van Zeeland te wesen binnen der stede van der Goes upten XXIen dach van derzelver maent van ougst by minen here den stedehouder van Hollant, meister Franchoiz van Ghent (deken van Kortrijk) ende andere heren van zinen raide (raad) in Hollant, die alsdan daer wesen souden, omme aldair tsamen te spreken up tfait van der voirseyder nyeuwer kuere". Te Goes schijnt door de vertegenwoordigers van de landsheer een conceptkeur te zijn aangeboden; althans er werd besloten, "dat men de voirsyde kuere soude doen corrigieren ende visiteren by clercken, costumiers ende ander notable personen, hun der wairlicken ende lant-rechten verstaende, die dair aldoe gecoren waieren, te weten by meister Gillis van Wissenkercke (doctor in het Romeins recht, j" 7 juli 1453) voirseyt, meister Martin van der Hogerdoore (Hogedeure) doctor in de beide rechten, Adriaen van Reymerswale, oude Symon van Bruelis, Bollairt Piers zone ende mer ander, die dairomme vergaderen souden in den Hage upten VHen dach in septembry doe eerstcommende. In totaal werden twaalf personen voor de commissie in Den Haag aangewezen. Daartoe had de rentmeester van Bewesten Schelde acht personen en die van Beoosten Schelde aan vier personen hun vacatiën uit te betalen. Behalve de vijf reeds genoemde personen waren nog gecommitteerd: Adriaen Kempezoon van Couwerve, Svmon Heinricxzoon van Grvpskercke. Dierick Jans sone van Rillant, Jan Ruychrock, raad van de hertog, meester Huge Huge zoon,

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 18