28 Aflevering 163 voorjaar 2009 De fraai versierde dolfijnen dienden als hijsogen foto Arent Vos). prima met bovengenoemde 2103 kg (verschil van minder dan 0,5%), zeker wanneer we ons realiseren dat door erosie en enkele kleine beschadigingen iets van het materiaal is verdwenen. Geschutgieters Ouderogge De naam van drie generaties Ouderogge is verbonden aan de admiraliteit van Rotterdam, waar zij de hele 17de eeuw werkzaam waren als dé geschutgieters. De gieterij voor de admiraliteit van de Maze werd in 1613 opgericht. Jan Corneliszoon Ouderogge, geboren ca. 1573, kwam toen uit Amsterdam over naar Rotterdam, waar hij werkte tot zijn dood in 1625. Behalve kanonnen goot hij onder andere ook de grote luidklok van de Sint Laurenstoren en het standbeeld van Erasmus (naar ontwerp van Hendrik de Keyser) te Rotterdam. Jan had twee zonen: Cornelis (ca. 1599-1672) en de jongere Dirk (na 1600-1649). Beide broers werkten samen in de geschutgieterij van de admiraliteit. Cornelis was de drijvende kracht, wat mogelijk de reden is voor de wijze waarop Dirks bijdrage aan het werkstuk wordt vermeld: met een mager EN D. IO. De broers bleven samenwerken tot Dirks overlijden in 1649 en tot die tijd is deze afkorting op diverse producten van Cornelis te vinden. Het betreft overigens niet alleen kanonnen - voor de marine is het meervoud kanons - maar ook luidklokken en bronzen vijzels. Cornelis tenslotte had een zoon Johannes, die in de voetsporen van zijn vader trad als klokken- en geschutgieter. Ook Johannes heeft nog een aantal jaren voor de Rotterdamse admiraliteit gewerkt, maar in 1709 blijkt hij naar Den Haag te zijn vertrokken en met hem eindigt het geslacht Ouderogge als geschutgieters in Rotterdam 'tot d'admiraliteyt'.1 Terug nu naar het gevonden kanon. Ofschoon het los lag op het zand, zonder wrak in de directe omgeving, bestaat toch een sterk vermoeden van welk wrak het oorspronkelijk afkomstig is. Dit vermoedelijke wrak van herkomst ligt op een plaats waar zeeschepen met grote diepgang ankeren, enige kilometers verwijderd van de feitelijke vindplaats. Het kanon kan zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 32