Aflevering 164 zomer 2009
geen signaal dat Morilyon erop vertrouwde dat kerk en staat een nadere
reformatie zouden doormaken. Pieter Morilyon oefende zich in persoonlijke
vroomheid. Vroomheid in beroep, als kerklid, als hoofd van een gezin en
persoonlijke devotie.
Vroomheid in beroep
Pieter Morilyon werd op jonge leeftijd naar de kinderschool gebracht.
Vanaf zijn vierde zat hij bij meester Westdijk. Daarna ging hij naar de
Franse school van monsigneur Pierre Solij. Hij volgde zo de gebruikelijke
route, die een achttiende-eeuwse jongen voorbereidde op een carrière
in de koophandel. Het belangrijkste deel van de beroepsopleiding vond
plaats in de praktijk. Vanaf zijn dertiende jaar bij Middelburgse notaris en
procureur Abraham Roos. Een jaar later bij de koopman Jacobs Sluiter. Hij
kreeg daar een contract voor zeven jaar, zonder enig recht op loon. Deze
Sluijter wist Pieter veel bij te brengen over 'alle soort van negotie, zowel
de handel te water, als de handel te lande, vooral de handel op Afrika en
Amerika'.
Toen zijn patroon plotseling overleed door een slaapziekte, een vorm van
hersenontsteking encephalitis lethargicastond de twintigjarige Pieter
voor de keus wat te doen. Hij was eigenlijk nog te jong om zelf als koopman
op te treden, maar besloot daar in overleg met zijn ouders toch toe. Pieter
had een goed netwerk opgebouwd en schrijft opgetogen over zijn eerste
ondernemerservaring.
Ik begon met het oog op de Heere geslagen en was zeer voorspoedig.
Verscheidene kooplieden in Holland en elders, boden mij hun hulp en
nodigden mij uit om met hen te handelen. Mijn begin was ook zeer gezegend.
De zaken ontwikkelden zich voorspoedig en ik maakte opmerkelijk veel
winst. (24)
Aan de handel zaten overigens ook schaduwkanten, die de jonge koopman
stevig bezighielden:
Ik bemerkte echter wel dat de uitbreiding van mijn zaken en de verdiepte
aandacht voor de dingen van het leven, tot opmerkelijk nadeel waren van
mijn geestelijke en eeuwige staat, waarvan ik in deze tijd levendige en
werkzame indrukken had.
Daarbij kwam het mij voor dat ik de handel waarmee ik begonnen was,
niet kon voortzetten zonder mijn geweten geweld aan te doen. Ik wist
dat de wettelijke verplichting, namelijk de belastingplicht aan het land in
verband met inkomende en uitgaande rechten, betaald moest worden, maar
velen zetten deze plicht uit het oog en uit het hart. Ik voorzag dat ik hun
voetstappen niet kon volgen. Mijn geweten zou mij veroordeeld en mij het
leven bitter gemaakt hebben. Ik voorzag aan de andere kant dat ik mijn
handel niet met winst kon voortzetten als ik de verplichte afdrachten betalen
zou.
Toen Pieter Morilyon rond de jaarwisseling 1724-1725 gepolst werd voor
een baan bij de West-Indische compagnie, zag hij dat als een 'allervrien
delijkste zorg' van de Heere, die Hem uit alle zwarigheden verloste. Pieter
gaf zijn koopmanschap op en werd ambtenaar, op een traktement waarmee
hij 'om te beginnen zeer wel tevreden was'. Het werk bij de West-Indische