Aflevering 164 zomer 2009
Compagnie ervoer hij als een zeer aangename bezigheid, hoewel het niet
goed ging met de handel overzee.
De financiën zijn dodelijk. Het land is belast, vol van schulden. O, daar moet
een oordeel van God over het land leggen. Dat men na zo lange tijd van
vrede, nu al vijftien jaar, [In 1713 kwam er bij de Vrede van Utrecht een
einde aan de Spaanse Successieoorlog, sdp] nog niet ontheven is van de
belasting.
En als men de enige zenuw beschouwt, waarvan dit land haar voedsel en
kracht trekt, namelijk de handel, dan moet men zeggen dat het jammerlijk
is gesteld met de negotie. Oude mensen vertellen me dat ze niet kunnen
uitdrukken welke grote verandering ten kwade hierin is gekomen. Het is
zeker dat de koopman moet verarmen. Door de verliezen ter zee en doordat
men hun koopwaar niet afneemt.
Waar wonen hier in Middelburg de kooplieden die handel drijven op Indië,
op Spanje, op Portugal et cetera? Immers, ik weet maar van één scheepke
dat sinds een jaar naar West-Indië is vertrokken, uitgezonderd een of twee
van de Commercie compagnie. Er wordt verder niemand opgeleid tot de
handel. Degenen die erin werken, scheiden er mee uit. En wat aangaat de
schepen die nog aankomen, de grote verliezen en de grote gevaren stremmen
alles. Dat geldt voor de Oost-Indische compagnie. Wat rust daarop niet Gods
oordeel. Hoeveel schepen zijn er niet verloren gegaan. Wat een afbreuk wordt
er gedaan door de keizer. Wat een bedrog speelt er.
En het geldt ook voor de West-Indische compagnie. Ik zal daar verder over
zwijgen, maar voor zover ik inzicht heb in de zaken, kan ik er niet voor
bidden wegens de daden die daar geschieden. En als alle zaken zo staan als
ik ze inzie, dan moet ik zeggen: 'Onmogelijk kan dat nog terechtkomen. Wij
zinken ten gronde, j61)
Op zeven juli 1727 meerde aan de kade van Middelburg de Duinvliet af.
Het was een fluit gebouwd in Amsterdam. In de maanden hiervoor had
het schip en diens bemanning Morilyon hoofdbrekens bezorgd. Pieter was
namelijk op de hoogte van het feit dat een aantal officieren op het schip
zich bezig hield met sluikhandel. De sluikhandel van personeel op de
schepen kwam veel voor en vormde een reële bedreiging voor de winst.
Het feit dat Morilyon ervan op de hoogte was, bracht hem in het nauw. De
eed van zuivering die hij had afgelegd bij de aanvaarding van zijn job bij de
West-Indische Compagnie dwong hem om de bewindhebbers op de hoogte
te stellen van de onregelmatigheden, maar Pieter Morilyon was slim genoeg
om te beseffen dat het met klokkenluiders in het algemeen niet goed afliep.
Toen het schip aangemeerd was, bleek dat de zorgen overbodig waren.
Door 'Gods bijzondere goedertierenheid, was deze verboden handel reeds
op Sint Eustatius ontdekt en was de sententie [vonnis] over de officieren
daar reeds uitgesproken.
Deze gebeurtenissen uit het begin van de loopbaan van Morilyon maken
duidelijk dat zowel de keuze als de uitoefening van zijn beroep beïnvloed
werd door zijn vroomheid. Verscheidene malen sloeg Morilyon lucratieve
aanbiedingen af omdat hij tijd vrij wilde houden voor zijn persoonlijke
omgang met God. Op zijn kantoor wilde hij zijn werk biddend en trouw
doen. Hij begon zijn werkdag met een gebed om Gods hulp.
Dan wil ik ook naarstig mijn zaken verrichten, alles met aandacht