Aflevering 164 zomer 2009
Er waren er veel in Middelburg. Predikanten maar ook lekentheologen,
hadden de leiding. Gewoonlijk werd de vorm gekozen van vraag en
antwoord.
Op 7 november 1738 begon Pieter met twee vrienden, de heer Hermanus
Okkermans en Adriaan den Hollander, die latere ziekentrooster in
Middelburg, zo'n gezelschap. Men kwam bijeen in de Lombaertstraat,
vrijdagmiddag om vijf uur. Het moet een vrij grote ruimte zijn geweest,
want Morilyon zegt vaak voor meer dan vierhonderd hoorders te hebben
gesproken. En voegt hij er aan toe:
De Heere heeft ons bijgestaan en gaf een ongewone zegen op ons zeer gering
werk.
Natuurlijk riepen deze bijeenkomsten allerlei vragen op bij predikanten die
deze bevindelijke groep niet welgezind waren. Morilyon schrijft hierover:
Enkele predikanten konden dit niet verdragen en spraken openlijk van de
preekstoel zeer smadelijk over ons werk. Ze vonden dat we veel mensen
afhielden van de openbare godsdienst. Wij waarschuwden daar echter juist
tegen en woonden zeer nauwgezet en voorbeeldig de openbare godsdienst
bij. Deze predikanten durfden en konden er verder niets tegen doen, ook
al omdat wij ons zeer stipt bonden aan de synodale en classicale besluiten
en regelingen. De voornaamste punten daarvan namen ons en ons werk
juist in bescherming. Ook lieten de predikanten wiens advies we hadden
ingewonnen, [nl de vier voetiaanse predikanten binnen de kerkenraad]
overal blijken dat ze hun goedkeuring aan ons werk hechtten. Ze deden dat
zelfs op de preekstoel, in hun gebeden en in hun onderwijs.
Morilyon heeft dit gezelschap een jaar of zeven gediend. Toen stopte
hij ermee omdat hij vreesde een liesbreuk te krijgen vanwege het luide
spreken. Morilyon voelde zich ook verbonden met christenen buiten
Middelburg. In zijn dagboek staan enkele van die reizen beschreven.
Zo maakte hij in 1729 een reis naar Dordrecht, Delft, Den Haag, Leiden,
Haarlem, Amsterdam en Alkmaar, 'alleen om vromen op te zoeken en om
met hen over mijn weg en bevindingen te spreken'.
Private devotie
Ik kom bij de persoonlijke vroomheid van Pieter Morilyon. Pieter Morilyon
herinnerde zich dat hij al vroeg godsdienstige ervaringen had. Zo zag
hij zichzelf nog bij Meester Westdijk. Deze onderwijzer had de gewoonte
voor te lezen uit een boek met exempels van kinderen die vroeg de
Heere vreesden, en Pieter, die vier of vijf jaar oud was, zat bij hem in de
kinderbank op schoot en weende om ook bekeerd te mogen worden. Rond
zijn twintigste raakte zijn geloofsleven toch nog in een geestelijke crisis.
Tijdens het kapittelpreken van dominee De Frein op 24 april 1725 had
Pieter Morilyon een bijzondere geestelijke ervaring.
Ik werd onder deze preek bestraald met een licht in mijn ziel. Ik mocht de
heerlijkheid des Heeren en de uitnemende dierbaarheid en voortreffelijkheid
van Zijn vreze van nabij beschouwen op een wijze die ik nimmer heb kunnen
uitspreken. Ik gevoelde van binnen in mijn ziel de tegenwoordigheid Gods. Ik
zonk weg in diepe ootmoed voor de Heere. Ik smeekte met al de bewegingen
van mijn ziel om verwaardigd te mogen worden ten allen dage in Zijn vreze