Aflevering 164 zomer 2009 maar eenvoudig op: de winsten zijn zeer weinig, de leningen zijn zeer groot in verband met alle optooiselen, pracht en praal. (60) Na een aanhoudend bidden en worstelen om licht te mogen krijgen, voelde hij de Heere naderen. Mijn gestalte raakte zeer stil en bedaard. Ik voelde Gods nabijheid en zo onderhandelde ik met veel tranen. De Heere gaf mij een zeer gewillig hart om me in deze te voegen naar de weg van Zijn voorzienigheid. Alle bitterheden die mij langs deze weg zouden treffen, kreeg ik te omhelzen als een kruis tot mijn vernedering toegezonden. Ik zag namelijk dat dit de wil van God was. Op zaterdag werd van zes tot acht catechisatie gegeven aan de dienstbodes. Ze moesten een hoofdstuk leren uit Hellenbroek's Voorbeeld der Godlyke Waarheden. Morilyon zegt erover: De behoudenis van mijn dienstboden weegt zeer op mijn hart en het wordt mij nog al dikwijls gegeven dat ik met veel ernst en tranen in hun tegenwoordigheid om hun eeuwige zaligheid bij de troon mag aanhouden en voor de Heere mag betuigen hoe een zalig voorrecht het ook voor mij zijn zou, zo ik met deze dienstboden eens verheerlijkt mochten worden en God eeuwig met de hemelingen en met hen mag grootmaken. Niet iedere dienstbode kon dit overigens waarderen. Zo zei keukenmeid Neeltje van der Leeden per 1 mei 1767 haar dienst op. Niet dat ze het verder in huize Morilyon slecht naar haar zin had, maar ze vond het niet prettig dat ze 's avonds steeds bij de huisgodsdienstoefening moest zijn. En die catechisatie voor het dienstpersoneel was voor haar ook niet nodig. Tenslotte Pieter Morilyon. Het was geen heilig boontje. In zijn dagboeken schrijft hij openhartig over de moeite die hij soms heeft met het doen van de wil van God, over de begeerte naar geld en rijkdom. De kerkhistorische waarde van deze egodocumenten ligt niet alleen in de tekening van het dagelijks leven in het Middelburg van de achttiende eeuw. Morilyon heeft met zijn dagboeken een mooie illustratie nagelaten van de idealen van predikanten als Teellinck, Udemans, en Smijtegelt. Het vrome leven dat ze voorstonden, zagen ze blijkbaar hier en daar in levenden lijve terug in de gemeente die ze dienden. Het feit dat er in de 21ste eeuw bij een gereformeerde uitgever een uitgave van deze dagboeken kon verschijnen, waarvan al snel een tweede druk noodzakelijk bleek, is een indicatie dat er binnen en buiten Zeeland gezinnen zijn, waar het leven van Morlilyon als stichtelijk exempel fungeert. Deze gezinnen moeten ongetwijfeld gezocht worden onder de bevolkingsgroep, die zich bij de dubbeltentoonstelling 'Zichtbaar geloven' van 2008 zo openhartig presenteerde in het souterrain van de Zeeuwse bibliotheek. Noot De citaten komen uit S.D. Post, Mij zal niets ontbreken. Over het leven van Pieter Morilyon, Houten 2003.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 24