Aflevering 164 zomer 2009 geduld worden.' In 1813 werden de Nederlanden een koninkrijk onder Willem I van Oranje, en na een intensieve lobby van deze kersverse koning voegde het Congres van Wenen er tot zijn genoegen ook België en Luxemburg aan toe. Een beetje substantieel koninkrijk wilde Willem natuurlijk wel hebben. De Belgen waren not amused, en toen de koning zich met de priesteropleiding ging bemoeien raakte hij in 1830 zijn halve koninkrijk weer kwijt, al duurde het tot 1839 voordat hij dat wilde toegeven. Hollandse Missie De noordelijke Nederlanden waren na de Opstand en de Reformatie door Rome tot missiegebied verklaard - de zogeheten Hollandse Missie. Het gebied werd kerkelijk bestuurd door een apostolisch vicaris, die op den duur tot persona non grata was verklaard en sindsdien in Brussel resideerde. Het missiegebied Noord-Nederland was, aldus de historicus Rogier, een 'in aartspriesterschappen en reguliere prefecturen ontbonden veelheid', anders gezegd: een organisatorisch zootje. Allereerst waren er de aartspriesterschappen, die je zou kunnen vergelijken met kleine bisdommen. Na 1801 waren dat de aartspriesterschappen Groningen, Friesland, Drenthe-Salland, Twente, Gelderland, Utrecht en Holland- Zeeland. De zuidelijke provincies hoorden niet bij de Hollandse Missie. Zij vielen aanvankelijk onder Belgische bisdommen - om het anachronistisch uit te drukken en werden na 1801 zelfstandige apostolisch vicariaten onder leiding van een tot bisschop gewijde apostolisch vicaris. Alleen Percentage rooms- katholieken in de Zeeuwse gemeenten in 1899. Uit: Michael Wintle, 'Zeeland and the Churches. Religion and Society in the Province of Zeeland (the Netherlands in the Nineteenth Century' Middelburg 1989)'p. 73. Source Appendii 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 26