Aflevering 164 zomer 2009
Zeeuws-Vlaanderen en Vlissingen bleven tot 1841 bij het bisdom Gent
horen, omdat dit gebied eind achttiende eeuw door de Fransen, die België
bezetten, was geannexeerd. Na de teruggave van Zeeuws-Vlaanderen aan
Nederland was de kerkelijke indeling niet aangepast, wat nog de nodige
moeilijkheden zou opleveren. Pas in 1841 werden Zeeuws-Vlaanderen en
Vlissingen aan het Apostolisch Vicariaat Breda toegevoegd.
Wie meent dat de aartspriesters koningen in hun aartspriesterschap
waren, vergist zich. De koninkjes waren de pastoors van de staties - de
missieposten, zullen we maar zeggen. En daar doorheen waren er nog de
nodige paters van verschillende ordes, die hetzij staties bemensten, hetzij
vanuit pastorieën een hele streek bedienden, dwars door de statiegrenzen
heen. Zo vestigden zich bijvoorbeeld in de zeventiende eeuw Franciscanen
in het Zeeuws-Vlaamse Clinge, om daar pas in de negentiende eeuw door
gewone, seculiere priesters te worden vervangen.3
Katholieken in Zeeland
In het toch als streng reformatorisch bekend staande Zeeland was
niettemin in de negentiende eeuw 25 van de bevolking katholiek. Het
betrof daarbij hoofdzakelijk twee katholieke enclaves: een gebied op
Zuid-Beveland, waar eeuwen terug de Contrareformatie enig succes had
geboekt, en Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen, gekatholiseerd door Vlaamse
import in de Franse tijd. In de loop van de negentiende eeuw zouden
deze enclaves zich versterken door het onder katholieken gebruikelijke
geboorteoverschot. Hetzelfde gold overigens ook omgekeerd in de rest van
Zeeland.4
Godsdienst boven geloofsverdeeldheid
Koning Willem 1 had grootse plannen met zijn koninkrijk, ook in religieus
opzicht. Hij kwam uit de school van verlichte vorsten als Jozef II van
Oostenrijk, voor wie het christendom vooral van belang was vanwege de
maatschappelijke deugden. In de noordelijke Nederlanden, vanaf 1830
Nederland, streefde de koning naar een volksopvoeding en een onderwijs
waarin een 'christendom boven geloofsverdeeldheid' werd gepredikt.
Het liefst had hij alle christelijke kerken tot één Nederlandse kerk
samengevoegd, maar 'tussen droom en daad staan wetten in de weg, en
praktische bezwaren', en dus beperkte hij zich ertoe de beide katholieke
kerken - rooms- en oud-katholiek - onder toezicht te plaatsen van een
Departement voor R.K. Eredienst, en de Nederlandse Hervormde Kerk
onder een Departement voor de Hervormde Eredienst. Zijn zorg voor het
'gemenebest' - het algemeen welzijn - kwam ook tot uitdrukking in zijn
kloosterbesluiten: orden en congregaties die geen publiek belang dienden
mochten geen nieuwe leden meer aannemen, en waren dus gedoemd om
uit te sterven. Alleen die orden en congregaties, die aan ziekenzorg deden,
waren van deze maatregelen vrijgesteld.
Vroomheid
Zo leverde de vrijheid van godsdienst de katholieken voorlopig weinig
voordelen op. Ze waren hoogstens verlost van de noodzaak om hun
geloof in schuilkerken te beleven. In incidentele gevallen slaagden zij er
in om protestantse kerkgebouwen terug te krijgen, in veel meer gevallen
werden de schuilkerken uitgebreid of vervangen door waterstaatskerken: