Aflevering 164 zomer 2009
kerken waarvan de classicistische vormgeving door het Departement van
Waterstaat min of meer was voorgeschreven, wilde men subsidie krijgen.
De Mozes- en Aaronkerk in Amsterdam is daar een sprekend voorbeeld
van. Voor het overige hielden de katholieken zich tot ver in de eeuw
afzijdig van de liberale staat. Hun religieuze leven draaide om de lokale
gemeenschap en de statiekerk, en een daarbij passende, onopvallende
vroomheid.
Dat was trouwens in heel Europa het geval. De vorming van op liberale
leest geschoeide moderniserende natiestaten werd alom als een
bedreiging ervaren voor de geloofsbeleving, niet in de laatste plaats door
Rome. Als tegenoffensief werd devotionele trouw aan de moederkerk
sterk gestimuleerd. Zo verschenen in Nederland enorme hoeveelheden
kerkboeken en gebedenboeken op de markt, meestal vertaald uit het Duits.5
Processies en bedevaarten
Maar het meest opvallende voor buitenstaanders was de terugkeer van
processies, publieke begrafenissen en bedevaarten. In de Hollandse
Missie waren die uiteraard verboden geweest, vervolgens ook in de
generaliteitslanden, en in Franse tijd hadden de Fransen ze ook in
België verboden. Koning Willem 1 kon dit beleid, gezien de vrijheid
van godsdienst, natuurlijk niet zo voortzetten, dus hij gooide het
op de maatschappelijke onrust die erdoor ontstond, en stelde een
processieverbod in.6 Dit verbod werd door ijverige pastoors regelmatig
op zijn hardheid beproefd. In Zeeuws-Vlaanderen waren bijvoorbeeld
processies op de zondag na Sacramentsdag en op 15 augustus (Maria
Hemelvaart) gebruikelijk, en zij werden door de bisschop van Gent
gestimuleerd. Het leverde hem een conflict op met de (Nederlandse)
gouverneur van Zeeland.7 Speciaal in IJzendijke, Oostburg en Hoofdplaat
rezen er in dit opzicht problemen8, en het conflict over katholieke
begrafenissen, dat in het hoofdzakelijk protestantse Aardenburg
plaatsvond tussen 1839 en 1842 leidde zelfs tot een knokpartij tussen de
burgemeester en de pastoor. Dergelijke conflicten waren, zoals we al bij
Zwijsen zagen, absoluut geen bisschoppelijk beleid. De Zeeuwse overheid
schakelde met succes de internuntius in Den Haag in, die op zijn beurt
de Bredase bisschop Joannes van Hooydonk (1782-1868) inschakelde
en dreigde koning Willem II erbij te betrekken. Van Hooijdonk wist een
compromis te bewerkstelligen: de begrafenistochten mochten doorgaan,
maar het meedragen van het Christusbeeld zou voortaan achterwege
blijven. Het maakte hem in Aardenburg bepaald impopulair.9
Het processie- en bedevaartverbod werd later verzacht: alle processies
en bedevaarten waarvan kon worden aangetoond dat zij ononderbroken
van voor de Franse tijd dateerden werden toegestaan. Er zijn in Nederland
nog nooit zoveel tradities uitgevonden ais in die jaren. Alleen in Zeeland al
slaagden 19 parochies erin dit aan te tonen. Maar ja, die lagen dan ook in
Zeeuws-Vlaanderen.
In andere plaatsen trachtte de pastoor oude bedevaartplaatsen te doen
herleven, maar gewoonlijk zonder succes. De databank 'Bedevaartplaatsen
in Nederland' geeft daarvan de nodige voorbeelden10: Onze Lieve Vrouw
met de Inktpot in Aardenburg, de Martelaren van Gorcum in Boschkapelle,
de heilige Bernardus in Clinge, de heilige Godelieve van Gistel in Graauw,
Onze Lieve Vrouw van Lourdes in Groede en in Zuiddorpe en de heilige