Aflevering 164 zomer 2009
Cornelius in Lamswaarde. De meeste van deze devoties dateren overigens
uit het eind van de negentiende eeuw.
De bisschoppen waren, voorzichtig als zij waren, weinig geneigd dergelijke
devoties te stimuleren. Het meest saillante voorbeeld daarvan is wel de
heiligverklaring van de Martelaren van Gorcum in 1867. Als het aan de
bisschoppen had gelegen, waren de martelaren voorlopig niet verder
gekomen dan hun zaligverklaring. De Aprilbeweging had het episcopaat
allergisch gemaakt voor elk openbaar vertoon. Het was dan ook de paus
die de heiligverklaring doordrukte, omdat hij hen wenste te presenteren als
symbool van de contrareformatorische deugden.11
Reorganisatie van de kerkprovincie
De grondwetsherziening van 1848 maakte de kerkgenootschappen
onafhankelijk van de overheid. Daarmee werd de instelling mogelijk van
een bisschoppelijke hiërarchie in Nederland. Vanaf de jaren veertig had de
katholieke lekenelite dit in Rome al bepleit, maar de apostolisch vicarissen
van Den Bosch en Breda stonden niet te springen. Zij waren al blij dat de
religieuze verhoudingen enigszins aan het normaliseren waren. Maar zoals
ik in het begin al aangaf: de bisschoppelijke hiërarchie kwam er in 1853
toch.12
Voor het kerkelijk leven aan de basis had dit vaak ingrijpende gevolgen,
want de bisschoppen zagen het als hun eerste en belangrijkste taak de
kerkelijke organisatie en de katholieken in het gareel te krijgen. De staties,
vaak in de voorgaande eeuwen volledig uit hun voegen gegroeid, moesten
worden omgevormd tot parochies; de dwars door deze structuren heen
opererende paters moesten worden teruggefloten, iets waar zij zich soms
heftig tegen verzetten, of, zoals een kenner van de Romeinse archieven
opmerkte: 'Vijftig jaar lang weergalmt de correspondentie met Rome
van het wapengekletter tussen bisschoppen en ordesgeestelijken'.13
Maar ook met de leken hadden de bisschoppen soms forse problemen.
Het was immers dankzij de leken dat de Nederlandse katholieken de
schuilkerkentijd hadden overleefd. Zij stelden hun huizen beschikbaar,
waren eigenaars van de panden die als schuilkerken dienden, betaalden de
staties en beheerden de armenkassen. In de nieuwe organisatie moest de
pastoor maar zien hoe hij deze touwtjes allemaal in handen kreeg, en dat
ging niet altijd goedschiks. Voor Delft is dit gedetailleerd beschreven, maar
het lijkt ook in Vlissingen niet zonder problemen te zijn gegaan, al merkt
de parochiegeschiedschrijver netjes op: 'Dankzij dit feit [het herstel van de
hiërarchie] werden ook kerk- en armbestuur en diverse andere instellingen
beter gereglementeerd.' 14
Clericalisering van het kerkelijk leven
Zou je de reorganisatie van de staties een vorm van clericalisering
kunnen noemen, de bevordering van het devotionele leven van de gewone
gelovigen was dit zeker ook. Het was te zien in de aankleding van de
katholieke huiskamers. Uit boedelinventarissen kan worden afgeleid dat
na 1830 voor het eerst kruisbeelden en heiligenbeelden in de woonkamer
werden geplaatst.15 Uit schaarse bronnen weten we dat voor die tijd
hoogstens een paar prenten op de muur werden geprikt. Het typisch
katholieke interieur zoals we dat op oude foto's zien, of een aantal jaren
terug op de tentoonstelling 'Roomsch in alles' in het Catharijneconvent,