Aflevering 164 zomer 2009 tegen de Spaanse koning in opstand was gekomen. In de jaren 1540-1541 vond er in Middelburg een zogenaamd maranenproces plaats nadat een groep van veertig maranen was gearresteerd. Twee van hen eindigden op de brandstapel (Sijnke 1988: 20). De maranen begrepen al snel dat zij zich in de opstandige gewesten beter als joden dan als rooms-katholieke Spanjaarden konden manifesteren (Smelik 2004: 223). Daarnaast waren de maranen succesvolle handelaars wiens komst een verhoging van Hollands welvaren kon betekenen. Na de val van Antwerpen wilden joden van daar zich in Middelburg vestigen, maar door tegenwerking van het stadsbestuur is daar toen weinig van terecht gekomen (Sijnke 1988: 20). De meesten trokken door naar Amsterdam. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was het calvinisme de staatsgodsdienst, maar andere vormen van protestantisme en het rooms-katholicisme werden tot op zekere hoogte gedoogd. Zo werd er wel toegestaan dat er niet-hervormde kerken werden gebouwd, maar deze mochten niet aan de straatkant als zodanig herkenbaar zijn. Rooms- katholieken bouwden schuilkerken. Op dezelfde voorwaarden werd het aan maranen toegestaan om synagogen te bouwen toen zij naar het jodendom terugkeerden (Smelik 2004: 224). Heel belangrijk voor de maranen in de Noordelijke Nederlanden was dat de inquisitie daar niet meer actief was. Dit verklaart waarom de maranen die vanuit Antwerpen naar Zeeland waren getrokken tot het jodendom terugkeerden, terwijl de maranen die in Antwerpen waren achtergebleven, dit niet hebben gedaan (Smelik 2004: 224). Na hun terugkeer tot het jodendom werden deze joden als Portugese joden aangeduid. Het vormen van een gemeenschap was echter niet zo eenvoudig omdat velen pas op latere leeftijd tot het jodendom terugkeerden en omdat joodse kennis ontbrak bij deze rooms-katholiek opgevoede joden. Dit had echter een gunstig neveneffect, men ging zich diepgaand in het jodendom verdiepen om die kennis alsnog te vergaren (Smelik 2004: 226). Pas in 1641 kregen de joden officieel toestemming godsdienstige bijeenkomsten in Middelburg te houden, hoewel ze al sinds 1596 in het huis van koopman Paolo Jacomo de Pinto bijeenkwamen. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw tot aan het begin van de achttiende eeuw bloeide de Portugese joodse gemeente. In 1655 namen ze tevens een begraafplaats aan de huidige Jodengang in Middelburg in gebruik (Sijnke 1988: 20). Hoewel de staten van Holland aanvankelijk besloten hadden een Reglement voor de Joodse Natie op te stellen, werd uiteindelijk iedere stad vrijgelaten in de beslissing Joden op te nemen. Veel steden en beroepen waren in Europa voor Joden verboden. Volgens Gans (1971: 260) antwoordde het stadsbestuur van Middelburg op herhaald verzet van de zijde van de kerk in 1700 dat de joden daar recht hebben op 'securiteyt ende vrijheit als in andere steden en provincieën deser Vereenigde Nederlanden'. Wél was het hen verboden tegen de christelijke godsdienst te ageren, proselieten (bekeerlingen) te maken en buiten eigen kring te huwen. In het midden van de zeventiende eeuw vestigden zich als gevolg van de Dertigjarige Oorlog bij onze oosterburen tal van Hoogduitse en Oost-Europese Joden in ons land. Zij werden de Asjkenazische Joden genoemd. Deze stonden tegenover de al gevestigde Portugese ofwel Sefardische Joden, die over het algemeen rijker waren. Veel Hoogduitse joden echter vonden hun werk op het platteland, de handel of als kleine zelfstandigen. Ook in Zeeland

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 38