Orgelmuziek en een studiedag 'Religieus Zeeland' Aflevering 164 zomer 2009 Jos Vogel Orgelspel tijdens een studiedag 'Religieus Zeeland' is een mooie opgave: een aantal mooie Middelburgse orgels en een aantal interessante lezingen zijn in ieder geval waardevolle ingrediënten voor een geslaagde middag. Specifieke thematische verbanden tussen orgelmuziek en de onderwerpen van de inleiders zijn echter niet zo gemakkelijk aan te wijzen. Religie is er voldoende (geweest) in onze provincie en orgelmuziek is er in overvloed. Orgelmuziek van Zeeuwse bodem is al een stuk schaarser. Zeker muziek van componisten die hun voedingsbodem zochten in die geloofsgemeenschappen in de door de inleiders afgebakende periode ontbreekt. Bijna alle orgelmuziek, in Zeeland ontstaan, die tot ons gekomen is dateert uit de afgelopen 20ste eeuw. Dat er geen Zeeuwse orgelmuziek van voorbije eeuwen bewaard is gebleven (althans, dat nemen wij aan) is een gegeven waarvan alleen in onze provincie sprake zou zijn. De Hollandse (en ongetwijfeld ook de Zeeuwse) organisten waren musici die veel improviseerden, en literatuurspel was niet de voorwaarde voor het beoefenen van het métier. Dat geeft enigszins een verklaring voor het feit dat hun orgelmuziek niet opgeschreven werd; kennelijk was het muziek voor het moment. Geschreven orgelmuziek was bedoeld als middel om zich de improvisatiekunst eigen te maken. Door te improviseren (het ter plekke bedenken van muziek) kon de musicus komen tot uiting van zijn gemoed. Uiteraard is het noodzakelijk muziek aan papier toe te vertrouwen als het gaat om het samen musiceren: vocaal of instrumentaal. Daarvan zijn voldoende voorbeelden uit die tijd voorhanden. Organisten waren musici die wortelden in de muzikale cultuur van hun tijd. Zij maakten deel uit van het culturele leven van die dagen. Vaak waren zij werkzaam als leider van het Collegium Musicum en bespeler van de beiaard van die plaats (Pieter Bustijn, Jacob Potholt). Het was in die tijd niet ongebruikelijk dat een organist academisch geschoold was (Joost Verschuere Reynvaen te Vlissingen) en daarnaast ook in een ander beroep werkzaam was. Veel van de organisten waren van buitenlandse komaf. Zij hadden hun opleiding in hun geboorteland genoten en namen dus ook de invloeden daarvan mee. De orgels van de Lutherse Kerk, de Hofpleinkerk en de Doopsgezinde Kerk zijn drie nogal van elkaar verschillende instrumenten. Het orgel van de Lutherse Kerk dateert voor een belangrijk deel uit 1706; het is gebouwd door de Amsterdamse orgelmaker Duyschot in het toenmalige kerkgebouw van de Lutheranen aan de Suikerpoort, in 1742 overgeplaatst naar de huidige kerk aan de Bree en bij die gelegenheid voorzien van een rugwerk. Het instrument bezit twee klavieren, maar heeft geen zelfstandig pedaal. Bij de ingebruikname van dit instrument in het jaar 1706 was ds. Bernardus Smytegelt als predikant werkzaam in Middelburg, was Pieter Bustijn organist van de Nieuwe Kerk en klokkenist van de Abdijtoren en werd Pieter Morilyon twee jaren oud.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 48