Aflevering 164 zomer 2009
Mijn jongste zuster heeft de doorslag gegeven. Zij had ook graag willen
doorleren, maar moeder vond dat toen voor een meisje maar niets. En nu
gunde mijn zus het mij. We hebben net zo lang volgehouden tot het mocht.
Hoe ging het verder?
Ik heb de HBS maar drie jaar gedaan. Dan was je net zo ver alsof je een
ULO-dipIoma had. Ik kon dus naar de Kweekschool voor Onderwijzers.
Want dat wilde ik worden: meester. Niet zozeer voor het onderwijs,
maar meer voor het studeren. Je moet het maar zo beschouwen, dat de
kweekschool in die tijd de universiteit was voor de gewone man. Nu was
er hier voor mij een keuze uit twee mogelijkheden: naar het internaat van
'De Driestar' in Gouda, of naar de Christelijke Kweekschool op de Veluwe in
Ede. Die had een soort kosthuizensysteem. Omdat ik in werkelijkheid nog
nooit bos en heide had gezien, ging ik het liefst naar Ede. Op een ochtend
in september aanvaardde ik, begeleid door mijn vader, de lange reis naar
Ede. Je deed daar vijf uren over. Ik was toen zestien en het beviel mij in
Ede heel goed. Eén keer in de maand ging ik naar huis. Elke zondag schreef
ik een brief naar huis. Dat was toen het enige contact, telefoneren deed je
niet. Twee keer heb ik naar huis gebeld bij de molenaar op de hoek van
de straat waar ik woonde: die keer dat ik geslaagd was voor de akte van
onderwijzer en die andere keer dat ik de hoofdakte haalde. Ik had grote
belangstelling voor talen, vooral voor Nederlands. De gecommitteerde voor
het examen Nederlands was de Friese letterkundige en schrijver Fedde
Schurer. Die raadde mij aan om later Nederlands te gaan studeren.
Daarna ging je in militaire dienst?
Toen ik klaar was kon ik na een week de militaire dienst in. Ik kwam in
Arnhem terecht bij de Garde Grenadiers als boordschutter/radiotelefonist
op een pantservoertuig. Je moest toen anderhalf jaar dienen, maar
als je solliciteerde naar een school in een gebied waar moeilijk
onderwijskrachten te werven waren, dan kon je er met een jaar uit.
En dat lukte?
Ik heb toen gesolliciteerd naar De School met de Bijbel in Sommelsdijk op
mijn vroegere eiland en werd daar benoemd. In die tijd breidde Stellendam
erg uit en groeide het leerlingenaantal op de scholen daar. Ik ben er
toen na Sommelsdijk gaan werken, op de Ned. Herv. School en daar ruim
twaalf jaar gebleven. Inmiddels was ik gaan studeren voor de middelbare
akten Nederlands A en B. Op woensdagmiddag en zaterdag ging ik naar
de Nutsacademie in Rotterdam en je kreeg een gedegen opleiding, zo een
waar menig universitair opgeleide nog jaloers op mag zijn. Het waren
daar zeer gemotiveerde, ervaren docenten, die het eigenlijk ook uit
een soort liefhebberij deden. Ik herinner me nog de colleges Algemene
taalwetenschap van professor Uhlenbeck en Historische taalkunde en
Gotisch van drs. Van Oostrom, de vader van de bekende professor/
schrijver Frits van Oostrom. Ik ontdekte toen dat er in de dialecten heel
oude taalvormen bewaard gebleven zijn. Toen ik op de kweekschool zat,
had ik al eens een tweedehands exemplaar van een proefschrift over het
Ouddorps gekocht. Ik snapte er geen moer van, alleen de woordenlijst
achterin vond ik wel leuk.