Het menu van de monniken van Vrouwenpolder Aflevering 165 herfst 2009 Jan J.B. Kuipers Iedereen kent wel het cliché van welgedane kloosterbroeders uit de late middeleeuwen, die zich liever bezighielden met lekker eten en drinken dan met hun geestelijke plichten. Het is een beeld dat lang niet altijd opgaat. De bewoners van het klooster 'Het Heilig Graf' ten oosten van de kerk van Vrouwenpolder lieten het zich weliswaar aan niets ontbreken, maar onderzoek toonde aan dat hun eetpatroon niet opvallend luxe was. Dit kan mede veroorzaakt zijn door economische tegenspoed. De monniken van Vrouwenpolder hadden zich in 1438 eerst gevestigd te Arnemuiden. Ze waren reguliere kanunniken, afkomstig van het kapittel van Sion bij Delft; bij dit kapittel waren in de bloeitijd 25 kloosters aangesloten. Al snel verjoeg het opdringende water - Zeelands eeuwige probleem - deze Augustijners uit hun nieuwe woonplaats. Hendrik van Borssele, heer van Veere, bood ze in 1452 onderdak aan in de Onze Lieve Vrouwepolder. Geen foute plek, want Vrouwenpolder was een belangrijke Mariabedevaartplaats, waar een wonderdadig schilderij van Onze Lieve Vrouw werd vereerd. De broeders hielden zich in Vrouwenpolder bezig met de zielzorg, met bedijkings- en ontginningswerk én met het produceren van fraaie handgemaakte boeken. In de zestiende eeuw kreeg 'Het Heilig Graf' ernstige financiële problemen wegens proceskosten in een geschil over grondbezit te Serooskerke en verminderde steun door de heren van Veere. Daar kwam de verspreiding van de boekdrukkunst nog bij: snel raakte het nobele handwerk aan de verluchte manuscripten uit de tijd, hetgeen de inkomsten drastisch deed dalen. In 1552 vertrokken de laatste drie broeders weer naar Delft; twintig jaar nadien zijn de kloostergronden geconfisqueerd door de Gouverneurs van Zeeland. Eigen veestapel In 1993 is het kloosterterrein archeologisch onderzocht; ook in latere jaren heeft nog onderzoek in de naaste omgeving plaatsgevonden. Het opgravingsterrein lag ten noorden van de dorpsdijk van Vrouwenpolder, pal ten noordoosten van het latere (vroeg 17de-eeuwse) zaalkerkje en ten zuiden van de Noorddijk; het min of meer vierkante terrein met zijden van ca. 60 meter stond ten tijde van de opgraving (wegens de aanleg van een parkeerterrein) bij sommigen nog bekend als "t Klooster'. Het bureau Archaeobone uit Groningen onderzocht 1203 faunaresten die in 1993 met de hand zijn verzameld. Hieruit destilleerde men een aardig beeld van het dierlijk voedsel dat de Vrouwenpolderse monniken gebruikten. Het klooster moet een eigen veestapel hebben gehad; men hield ook pluimvee en misschien konijnen. Het konijn, al gedomesticeerd in de Romeinse tijd, is op zijn laatst sinds de veertiende eeuw ook 'archeologisch aanwezig' in het huidige Nederland; historische bronnen vermelden het dier het eerst in 1255 voor Vlaanderen en in 1297 voor Holland; in 1300 verbood de keur van Haamstede het stropen van 'hase of patrise of conine'. Het menu van de Vrouwenpolderse monniken werd aangevuld met producten uit de nabije omgeving, zoals wilde vogels en vissoorten als

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 24