Aflevering 165 herfst 2009
instituut geworden, een centrum van cultuur'. En hoewel hij het land had
aan besturen en commissies, werd hij wel bestuurslid van de Stichting
Vrienden van de Zeeuwse Bibliotheek.
in het al eerder genoemde Liber Amicorum schreef ik in mijn voorwoord:
'Of onze relatie in de toekomst zal leiden tot een voor de bibliotheek
positief uitvallende beslissing over de bestemming van de manuscripten,
daarover lig ik nog niet wakker, maar in mijn hart hoop ik dat de balans
ten gunste van Middelburg zal uitvallen'. Ik heb er dan ook verder nooit op
aangedrongen om iets vast te leggen. Ik had zoiets van: als Hans denkt dat
het contact goed geweest is tussen de bibliotheek en mijn persoontje en
hem, dan wacht ik het gewoon af. Zelf heeft hij er niets meer over beslist,
hij was er te ziek voor, maar Mario heeft die houding goed aangevoeld
en, daar ben ik stellig van overtuigd, ook geheel in de geest van Hans
gehandeld.
En toen Mario mij op de bijeenkomst na de begrafenis aansprak met
de mededeling dat het weliswaar niet een nadrukkelijk door Hans
uitgesproken wens was, maar dat het wel in zijn bedoeling had gelegen
dat zijn nalatenschap naar de Zeeuwse Bibliotheek zou komen, zijn wij
verder in gesprek geraakt. En dat resulteerde in de week na zijn begrafenis
in het overbrengen van de authentieke dagboeken, 75 dichtbeschreven
cahiers, waarvan Mario vond dat die in het leegstaande Kloetingse huisje
erg kwetsbaar waren, je moet niet denken aan inbraak of brand. Nu staan
ze veilig achter slot en grendel in onze kluis en zijn ze straks, wanneer bij
de opening van de expositie het laatste dagboekdeel het licht zal zien, voor
onderzoek raadpleegbaar. In de weken daarna volgde de rest: een immense
hoeveelheid materiaal waarvan ik niet kon bevroeden dat dat allemaal een
verdieping hoger in dat huisje had gelegen. Het bleek dat Hans eigenlijk
nooit iets had weggegooid en dus zou aan de hand van al dit materiaal plus
zijn dagboeken, agenda's en brieven een prachtig schrijversprentenboek
zijn samen te stellen waarin ook een stuk Zeeuwse geschiedenis
vanzelfsprekend zijn plaats zou krijgen.
Het Kloetingse huisje is geweest, een huisje met een bijzondere sfeer. Ik
weet nog goed dat ik mijn ogen uitkeek, de eerste keer dat ik daar kwam.
Het grote heiligenbeeld bij de ingang, de kop van Sibylle Maria de Roo uit
Goes, Hans eerste grote liefde), gemaakt door Jan Wolkers (die later met
haar zou trouwen), nu te zien op de expositie in de Zeeuwse Bibliotheek,
de wajangpoppen die aan de muur hingen, het klavecimbel met daarop de
partituren van de sonates van Scarlatti, eveneens te zien op de expositie
in de Zeeuwse Bibliotheek. Zeker toen hij later veel ging verzamelen zag
je iedere keer weer nieuwe vreemde beelden, Afrikaanse en Oosterse
voorouder- en godenbeelden, nu te zien op de expositie in het Zeeuws
Museum. Elke keer weer kreeg je daar dan explicatie over, een heel verhaal
over wat het voorstelde, welke traditie, het waren leerzame colleges.
Het is voorbij en ik mis het af en toe nog wel, maar ik ben blij dat zijn op
papier geschapen wereld nu in de Zeeuwse Bibliotheek is en er zo dus een
centrale plaats bestaat voor komende literatuurhistorici die zich voor het
werk en de persoon van Hans Warren interesseren.