8 Aflevering 166 winter 2009 is sprake van een kenmerkend ingetogen Zeeuws smaakpatroon met in dit specifieke geval een kwalitatief zeer hoog niveau: het gaat om het juiste forse formaat en de fijnheid in afwerking, vooral de glans ervan. De rokers op deze locatie gebruikten louter kwaliteitsproducten die naadloos moeten hebben aangesloten bij hun status en standsgevoel. Slecht afgewerkte pijpen of exemplaren met imperfecties blijven onze Vlissingse rokers vreemd. Omdat de gebruiksperiode zo beperkt is, nodigt de stortvondst uit tot een berekening van het verbruik aan pijpen. Het aantal van 142 gevonden exemplaren over een tijd van ruim tien jaar geeft een omloopsnelheid van zo'n veertien stuks per jaar. Dat brengt de geschatte gebruiksduur van een kleipijp wanneer er sprake is van één roker op ongeveer een maand, bij twee rokers op twee maanden enzovoort. Bepalend voor dit cijfer is uiteraard de frequentie van roken: ging het om gelegenheidsrokers die bij rust een pijpje opstaken of om lieden die permanent een pijp in de mond hadden? Vermoedelijk om het eerste. Kijken we naar de gebruiksintensiteit, dan zien we intensieve rooksporen, alhoewel het gemiddelde omlaag wordt gehaald omdat er ook pijpen zijn geborgen die nauwelijks zijn gerookt. Hoewel intensief gebruik op zuinigheid lijkt te wijzen, hoeft dat niet het geval te zijn. We moeten ons bedenken dat een pijp die langer wordt gerookt ook beter gaat smaken en om die reden stimuleert zuinigheid het genoegen van een diepere smaak. Bovendien is de overlevingskans van een kleipijp in de huiselijke kring groter dan bijvoorbeeld in het openbaar. Het is niet eenvoudig het aanschafpatroon van pijpen nader te duiden. Zoals opgemerkt kenmerkt de stort zich door meer van hetzelfde, ofwel van aanvoer langs gevestigde handelskanalen, waarbij de keuze min of meer was vastgesteld. In Zeeland was de pijpenproductie in de jaren 1630 nog maar beperkt ontwikkeld en vermoedelijk was het roken op zich er ook minder gangbaar. Het is dus niet verwonderlijk dat de bemiddelde roker niet voor de lokale productie koos, die er zonder twijfel geweest moet zijn. Hij nam zijn toevlucht tot het beste dat verkrijgbaar was en koos voor import van de hoogste kwaliteit. In dat marktsegment ontwikkelde zich geleidelijk een specifieke smaak waarvan zoals al opgemerkt het waarom voor ons onduidelijk is. De steeds licht wisselende details aan de pijpen uit deze Vlissinger groep wekken de indruk dat zij bij een tabaksverkoper of ander gevestigde nering werden betrokken uit een gros dat hij in voorraad hield. Dat de roker in het huishouden uit een eigen voorraad putte, lijkt niet waarschijnlijk want daarvoor zijn de detailverschillen op de gevonden pijpen weer te groot. Het materiaal moet dus via een winkelier zijn betrokken, bij kleinere aantallen, hoogstens bij enkele stuks tegelijk. Die detailhandel beschikte over vaste aanvoer vanuit Gorinchem waarmee de consistente kwaliteit gegarandeerd was. Dezelfde handelaar zal ook andere huishoudens in Vlissingen van pijpen hebben voorzien. Tenslotte rest er nog iets te zeggen over wat er in de pijp werd gerookt: de tabak. In de gevonden pijpenkoppen komen we geregeld resten tabak tegen. Een gebroken maar nog niet leeggerookte pijp of een verstopt

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 10