Aflevering 166 winter 2009 De schepen verlieten op 10 december 1672 de rede van Vlissingen en voer Cornelis op het commandeurschip de 'Swaenenburg', waarop zijn broer Evert kapitein was. Verder namen deel de schepen 'Suriname', de 'Schaekerloo' en de wat kleinere schepen zoals de 'Zeehond', 'Sint Joris' en de 'Eendracht'. Buiten de bemanningsleden waren er vele mariniers gemonsterd tot een totaal van 586 man. Talrijk waren de opdrachten aan deze kleine vlooteenheid waaronder het veroveren van het eiland St. Helena, maar eveneens de verovering van Cayenne, een kleine Franse kolonie nabij Suriname. Ook werd de Oostkust van Noord-Amerika genoemd. De expeditie verliep echter niet zoals de Zeeuwse bestuurders, gezeten in hun verwarmde vertrekken in de Abdij te Middelburg, zich dat voorstelden. Toen Cornelis met zijn schepen na een lang verblijf in Suriname in de Caribische wateren voer, kwamen zes schepen met Franse vlaggen in top in zicht. Van de Zeeuwse schepen woeien prinsenvlaggen en die werden kort erna ook op de voor Fransen aangeziene schepen gehesen. Het bleek een eskader te zijn onder commandeur Jacob Benckes, uitgezonden door de Admiraliteit van Amsterdam. Evertsen geeft in zijn journaal aan, niet van het bestaan van dit eskader te weten. Het Amsterdamse eskader bestond uit vier fregatten. Het schip van Benckes was de 'Noord- Holland' voorzien van 46 kanons. Nadat Evertsen en Benckes hun opdrachten hadden vergeleken bleek er veel overeenkomst te zijn en werd besloten gezamenlijk hun expeditie voort te zetten en om beurten het commandeurschap uit te oefenen. Cornelis oordeelde in zijn journaal dat 'alsoo daerdoor de vijant de meeste afbreuk en het Landt de meesten dienst soude kunnen gedaen wordenDe provinciale denkbeelden van zijn opdrachtgevers, de Gecommitteerde Raden van de Staten van Zeeland, waren in strijd met Keesje's visie, zo bleek later. Deze dachten meer aan het Zeeuws belang en dat diende voornamelijk zichtbaar te worden in grote sommen Vlaamse ponden. Deze Zeeuws-Hollandse alliantie werd gesloten in de Caribische Zee en later zou blijken hoe succesvol het versterkte eskader was. Portret van Cornelis 'Keesje' Evertsen (gravure naar A. Schouman). Hier verder geen verslag wat er daarna door het eskader op de Amerikaanse kust werd ondernomen, maar wel dat Evertsen en Benckes met hun schepen op 7 augustus 1673 ten anker kwamen nabij de monding van de Hudsonrivier. Het eskader bestond inmiddels uit 21 schepen waarvan er elf veroverd waren op de Engelsen. De volgende dag voer het eskader verder de baai in en ankerde tegen de avond nabij het Stateneiland.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 2009 | | pagina 14